Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zoude opkomen, hem gelijk te stellen met eenig geordende, terwijl het evenzeer onmogelijk werd hem te verwarren met Heer of burger. O! voorzeker, had hij willen misbruis maken van al de voordeelen zijner zedelijke, maatschappelijke en lichamelijke meerderheid, dan had hij een gevaarlijk Priester kunnen zijn.

Toen wij zeiden, dat alle aanwezigen den Vicaris met vreugde in hun midden zagen, dachten wij niet aan een enkelen man, die op eenen hoogdravenden en vrij belissenden toon bezig was het woord te voeren tegen twee of drie vrouwen, welke met belangstelling naar hem luisterden, en die plotseling zwijgen bleef, met een verdrietig en teleurgesteld gelaat, zoodra hij de deftige gestalte van Vader Boudewijn in het oog kreeg. Deze persoon; een man van eenen korten, ineengedrongen lichaamsbouw, had die oogbekoren de ronding van vormen, die door St. Antonius bij uitsluiting aan goedaardige lieden wordt toegekend. Bovendien las men in geenen der weinig betekenende trekken van zijn welgevuld aangezicht eenen zweem van hartelijken hartstocht; maar het zoude ook even moeielijk geweest zijn, er iets in te vinden, dat naar geest en schranderheid zweemde. Zijne kleine, ronde, bijna uitpuilende oogen, van eene mat-grijze kleur, waren vaneengescheiden door eenen der breedste en platste neuswortels, die zich ooit op een Europeaansch aangezicht had vertoond;. en de duchtige neus, waarvan hij de stamvader wast, vormde een juist geheel met de dikke bloedroode lippen van den kleinen, altijd glimlachenden mond en met een paar bolle glimmende koontjes, welke iets van hun blinkend rood verloren, toen hij dengene bemerkte, wiens komst zijne rede afbrak. Deze personaadje, die de achtbare ordekleeding der Dominikaners droeg, was de huiskapelaan van Lauernesse en de biechtvader der Jonkvrouw. Het was zijne schuld niet, dat men hem als den jongsten zoon van een groot huisgezin, als den onhandigste. tot het beroep des vaders, als knaap in een klooster had gestuwd, zonder er over te denken, of er ook eenige geschiktheid in hem konde liggen tot den stand, dien men voor hem koos. Het was zijne schuld niet, dat hij in de monnikspij niets had gezien dan eenen vrij-