Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/276

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hem gestrekt als een noodgebed, toen hij geen ander aaneenschakelen kon.

In eene bezwijming daar nederliggende, hadden die woorden hem in het hoofd gespeeld, en het beeld der Liefelijke, die zij aanriepen, vertegenwoordigde zich voor zijnen geest; te midden van de kermende en klagende menschengestalten rondom hem. Hoe vaak had de schilder Madonna’s gezien! beelden, waaraan altijd zijne kunstbroeders de aandoenlijkste uitdrukking gegeven hadden van moederliefde en maagdelijke reinheid! Hoe vaak had hij niet zelf zijn zwak penseel aan hare verheven trekken gewaagd; hoe dikwijls, aan hare voeten zelve, bezieling afgesmeekt voor zijne taak! En nu,… hij had de altaren verlaten, waarop men haar hulde bracht… verder gingen zijne gedachten niet — de doffe flauwte, door veel bloedverlies veroorzaakt, streek als een diepe slaap op hem neer. Was het vreemd, dat hem, in dien tweeslachtigen staat, hangende tusschen dood en leven, eene verschijning voor het oog der ziel kwam, waaraan hij later als eene wonderdadige geloofde? Maria zag hij, de Heilige Moeder Gods met hemelsche trekken en in een reiner lichtgewaad dan stoffelijke verven op een paneel kunnen werpen. Zij staarde hem lang en droevig aan, en schudde toen het hoofd met eene onuitsprekelijke uitdrukking van afkeuring en medelijden. De jongeling begreep den zin van die beweging zoo volkomen, dat hij, met al de macht van zijnen wij, verbetering beloofde; waarop twee bevallige handen zich zegenend boven zijn hoofd hieven, en hij zich met eene blijdschap vervuld gevoelde, zoo onuitsprekelijk groot, dat hij die ondanks zijne zwakheid trachtte lucht te geven door gebaren en stem: dat was het oogenblik, waarop Johanna met dankbare verrukking uitriep: »de Heere zij gedankt! hij leeft!”

De woorden, die hij daarop sprak en dikwijls daarna nog herhaalde, werden gehouden voor het ijlen der bewusteloosheid; maar voor Hugo zelven hadden zij eene diepere beduidenis: hoe meer hij in krachten won, hoe zekerder hij werd van zijne genezing, hoe sterker hij zich begon te overtuigen, dat de tusschenkomst en voorbede der Moedermaagd hem het veege leven behouden hadden; dat het niet goed kon zijn den dienst