Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/286

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

doen ons vreezen, dat er niet veel anders van zoude geworden zijn dan eene algemeene en meer planmatige vervolging van wie men toen ketters noemde, zonder oprechte pogingen ter zuivering van de gebreken der Kerk zelve. Onze Kerkvorst schijnt van deze Vorstenvereeniging eenen beteren dunk te hebben gehad; ten minste hij heeft er eene deelneming in betoond,. die hem naar geest en lichaam zoozeer heeft vermoeid, dat zij onder de oorzaken van zijn plotsling afsterven wordt opgegeven door hen, die zich willen uitzonderen van het algemeene volksgeloof, dat op eene vergiftiging zinspeelt, zooals het bijna nooit een hoog en uitstekend personaadje eenen gewonen en natuurlijken dood sterven laat. De Christenheid treurde over hem, en met recht: in lang niet had haar mat oog op zoo eerwaardig eene kruin de trotsche Pausenkroon gedrukt gezien, noch eenen herder gevonden, die zoo oprecht de verdwaalde schapen in zijnen schoot terugwenschte en zoo waardig was ze er in te verzamelen.

Om tot Nederland te komen, waar wij meer bepaald het oog moeten heen wenden, de verheffing van Adriaan was een feit geweest, dat er tot het uitbundigste vreugdebetoon aanleiding had gegeven: een Paus van hunnen landaard (een tot hiertoe ongezien verschijnsel), dien Utrechts burgers onder hun oog hadden zien opgroeien in lagen staat! wiens trapsgewijze vorderingen in Geestelijke en maatschappelijke eere door hen met de hartelijkste ingenomenheid werd nagestaard en met vurige opgewondenheid toegejuicht. Hun aller eigenliefde was gestreeld in die verkiezing, evenals zij voor hunne verbeelding de schoonste uitzichten opende: de nieuwe Kerkvorst toch had zoovele vrienden behouden in de Nederlanden; hij had ze tot hiertoe nooit vergeten of gering geacht; en had er blijken van gegeven onder anderen ten behoeve van Meester Floris Oem van Wijngaarden, hoe zeer hij zijnen invloed te hunnen nutte wilde aanwenden. Al de Kapittels van Utrecht waren er trotsch op, dat de Proost van hunnen St. Salvator den Pausenstaf zoude zwaaien, en voor het eerst misschien was de hooge Bisschoppelijke Geestelijkheid in het hart welgezind voor den Bisschop van St. Lateraan. Want van ouds af heerschte er onder de Utrechtsche