Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/288

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

stond; en zoo hij niet bepaald eene overhelling had naar de nieuwe Duitsche denkbeelden: hervorming in de Kerk achtte hij noodig en stond haar voor. Ook had hij zich omringd van mannen, die met zulke gevoelens instemden, en de meest verlichten onder hen waren zijne vrienden geworden; maar zijne bijzondere omstandigheden hielden hem de handen gebonden, die hij zoo gaarne gerept zoude hebben, om de zegeningen uit te deelen, welke hij noodig keurde. Zijne nauwe betrekking tot Karel van Oostenrijk, wiens bescherming hij behoefde en toch vreesde, de verachterde staat van het Sticht, de kostbare oorlogen met Gelderland, de telkens afnemende invloed van Utrecht op Holland en de omringende provinciën, waaraan zijn eigen vader, Hertog Philips, den eersten schok had gegeven door zijn concordaat met Bisschop Roelof Diephout, en zijne willekeurige plakkaten, maakten het voor hem eene te gevaarlijke daad, om zich ook nog den Paus tot vijand te maken en binnenlandsche tweedracht op te wekken, waartoe de partijschappen, ingeslapen, maar niet dood, zoo licht aanleiding zouden gegeven hebben bij zijn ondersteuning van verlichting en vooruitgang. Maar onder eenen Paus als Adriaan, die zelf tucht en orde voorstond en van zoo goede voornemens de blijken gaf, kon er toch gedaan worden, wat men vroeger had moeten laten rusten. Gebreken mochten worden aangevallen en bestraft, zonder dat deze Stadhouder van Christus zich in zijnen waardigheid zoude gekrenkt gevoelen of te kort gedaan. De statuten van den Legaat Nicolaas Cusa, die door zijn broeder David waren nageleefd en uitgebreid, en die nu met meer goeds, dat reeds geplant was bij de zegenrijke doorreize van dien Prelaat, in veroudering waren geraakt en in vergetelheid, liet onze Bisschop herzien, op nieuwafkondigen en ter opvolging dringend aanbevelen; en Philips van Bourgondië was niet de man om zijne bevelen te laten verachteloozen. Ook begonnen kerkorde en tucht geene ledige klanken te worden in zijn Bisdom; ook begon er bij Priester en Klerk meer lust tot onderzoek te komen en minder hardnekkig vooroordeel; ook begon het volk meer naar onderricht te haken en de Geestelijkheid minder onwillig te zijn om het te geven: met één woord, de goede