Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/289

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aarde lag toebereid en omgeploegd daar, en het zaad had alleen maar noodig in de voren te vallen, om frisch en krachtig te ontkiemen — en ook daarom nu nog eene dankbare herinnering aan Cusa! aan den zoon van Cus, den kweekeling der Deventersche school, die hij later zoo edelmoedig bedacht, Cusa, door Aeneas Silvius den Hercules des Pausen genoemd, en wiens knods toch het bijgeloof heeft bestreden, die de blindheid op zijne wijze naar het licht heeft gevoerd en die, schoon Pauselijk Legaat en uitdeeler van aflaten, zooveel heeft toegebracht tot het welslagen van Luther’s werk, op wien Wessel Gansfortius, Agricola, Josquin van Groningen en Erasmus met meer of minder oorspronkelijkheid van aanleg en opvatting hebben voortgebouwd en opgetrokken, gewettigd als ze zich achtten konden door zijn hoog en stichtelijk voorbeeld.

Men denke zich den plotselingen schok van teleurstelling en smart, die de onverwachte treurmare van Adriaan’s dood over Utrecht bracht, dat alzoo gestemd was, en over gansch Nederland, dat zooveel hoopte. Na een stormachtig en langdurig Conclave, beklom Clemens VII den ledig gelaten Pausenzetel. Uit het geslacht Medicis en bloedverwant van Leo X, volgde hij de staatkunde van den laatste, zoo al niet geheel zijn levensgedrag. Men wist nu, dat men van hem niets te hopen had voor het goede, door zijnen voorganger gewild of reeds gewerkt: sommigen, die met geestdrift hervorming hadden gewenscht in de kerk, gaven den moed verloren en wendden nu den zoekenden blik met minder afkeer en met meer vertrouwen henen naar Luther, die haar schiep buiten de Kerk; anderen, meer bevooroordeeld of meer vasthoudend in een ééns genomen begrip, hoopten op de beloofde algemeene Kerkvergadering, toen de Rijksdag van Neurenberg afliep, zonder iets uit te wijzen of eenige andere uitkomst te brengen, dan voor de eene partij een afgeperste belofte om het plakkaat van Worms met ernst na te leven, en voor de andere het vaste voornemen, om die belofte zoo weinig mogelijk na te komen, en het despotisch Keizerlijk Interium, dat strekken zou tot aan de beslissing van den eersten Rijksdag te Spiers, en dat Paus, Rijksvorsten en Luther allen evenzeer mishaagde en ongeschikt scheen. In dit