Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/296

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

sloeg, om eene strook lands te omarmen of eene weide. Eens, toen de punten der golven tintelden onder het witte licht der maan, wier glanzige schijf zich vermenigvuldigde in de kabbeling, trok eene lichte kogge, die op stroom afgleed, de aandacht van den jongeling. Niet dat een vaartuig een vreemd verschijnsel was op eene vaart, die naar zoovele plaatsen heenvoerde; maar op de bijzonderheid, dat zij, zoo lang na zonsondergang, in een oord, waar vriend noch vijand haar opmerkte, plotseling eene kleurrijke vlag heesch en breed liet uitwaaien van hare steng. Het ware de kleuren van Gelre, rood, geel en blauw onder elkander geschakeerd. Had de jonge Mansfelder ze gekend, hoe zoude hem het hart geklopt hebben! Maar hij wist het niet, en toch maakte eene onverklaarbare nieuwsgierigheid zich zóó van hem meester, dat hij driftig de grendels van zijn venster afschoof, het openstiet en zich voorover boog, om beter te kunnen zien. Men scheen zijne beweging van de andere zijde ook te hebben opgemerkt, want op hetzelfde oogenblik werd het wapperende kleurendoek neergerukt, en een bootje losgemaakt van het verdek. Drie mannen stapten daarin en roeiden voort, zoo dicht mogelijk de eerste slotgracht voorbij. Verder te naderen, scheen meer hun wil dan hun vermogen; want de breede slotgracht was zonder water, en stond niet in verband met de rivier. Reeds verwonderde zich Paul, dat de schildwacht, die op den burchtwal post had, van dit alles niets scheen op te merken, toen hij dezen teekens zag wisselen met de mannen, die daarna aan het land stapten en zich naar de ophaalbrug begaven, welke voor hen werd neergelaten. De jongeling glimlachte over zich zelven, want hij zag drie vreedzame huislieden, in hunne grauwe hansopkleeding, die manden met versche groenten droegen, en wat zoozeer zijne belangstelling had gaande gemaakt, bleek niets te zijn dan een toevoer van levensmiddelen voor het kasteel. Teleurgesteld wilde hij zich afwenden van zijn venster, toen de schildwacht vlak tegenover hem staan bleef, omzichtig rondzag, of ook iemand oplette, en hem toen in het Duitsch toeriep: »kom snel af in den sloituin!” — Het was de stem van Bertmann, die hij herkende; ook besloot hij te gaan: het was wel het uur niet, waarop hij gewoon was