Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/310

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

man dacht aan dwang, en trachtte haar door sterke verzekeringen te overtuigen, dat zij slechts had te willen om vrij te zijn; en toch, zij wilde niet. Was het afschuw en vreeze voor den ruwen zendeling, die er zeker krijgshaftig genoeg uitzag voor eenen vrouwengeleider? was het eene zwakhoofdige gehechtheid aan nieuwe plichten? Zeker had ook dat zijn deel in hare weigering; maar de waarachtige reden lag dieper. Niemand had haar de geestelijke afzondering opgedrongen; integendeel, men had haar veel liever zoo zien heenleven, verwaarloosd en vergeten, dan eenen uitzet te bekostigen, zooals die voor eene dochter van Bourgondië paste; en uit eigen vrijen wil had ze naar den sluier gegrepen. Nauwelijks was Karel van haar gegaan, en de hevige gemoedsaandoeningen, die zijne komst, zijn afscheid, en wat daar tusschen lag, voor haar gegeven hadden, een weinig gesleten, of zij voelde in haar eenzelvig en onafgewisseld leven al de prikkels van verwijt en onrust. Die onrust en dat verwijt namen toe, sinds de naam van Egmond nooit meer voor haar werd uitgesproken, dan als eene verpersoonlijking van verraad en gruweldaden; als telkens sterk en hooggekleurde berichten tot haar kwamen van zijne wreedheid en gewelddadigheid; als de openlijke meening, rondom haar, hem brandmerkte met alles wat de haat het zwartst en afschuwelijkst kende; en dien man had zij trouw beloofd, aan hem was zij verbonden door haar woord en door al wat menschelijke banden het innigst en sterkst kennen, die man zoude de vader zijn van haar kind, want… ontzettende vermeerdering van haar leed! zij voelde, dat zij moeder zoude worden; dien man, eindelijk, had zij met eenen duren eed beloofd tot hem te komen op zijnen eersten roep, om onafscheidelijk met hem vereenigd te blijven; zij had dat beloofd, toen ze reeds in zich met onuitsprekelijke huivering voelde dat zij dien eed niet houden kon, dat ontzetting en ijzing niet de gewaarwordingen waren, waarmede men eenen echtband moest knoopen, en dat het zachte en zoete gevoel van innige liefde, dat zulk eenen band op den duur dragelijk moest maken, van haar geweken was, sinds de jonge lieveling van haar hart in den Hertog van Gelderland was herschapen, sinds zij zijn heftig