Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in die verloochening van zoo groot eenen hartstocht, als de zijne was voor die vrouw, en zoo deze den traan had kunnen zien, dien hij telkens terugdrong, en die altijd weder opwelde in het mannelijk oog, dan zeker had zij hem niet miskend. Toen zij het deed, vergat Aernoud de rol, die hij zich had opgelegd; snel schoot hij toe haar ter hulpe, steunde het schoone hoofd, dat hij zag nederbuigen, kuste de oogen, die zich sloten als bij eene bezwijming; en gaf haar namen, zoo zacht en vleiend, als nooit nog zijne lippen hadden uitgesproken. Zijn angst verried al de volheid zijner liefde, zijn angst verried al wat er edels lag in zijne vroegere terughouding. Met onuitsprekelijke teederheid zag zij naar hem op, toen zij tot zich zelve kwam.

»Mijn Vriend! mijn edele groothartige Vriend!” sprak zij, »de proeve was te sterk; en ziet gij, zij was onnoodig. Hoor nu ook mij: mijne keuze is niet de uitkomst van een overijld besluit, genomen in een uur van opgewondenheid, ras en vluchtig, en even daarom veranderlijk. Twee lange jaren heb ik tijd gehad, om mij daarop te beraden, rijpelijk en met ernst, en ik heb op dat alles gepeinsd, en…” vervolgde zij, zich vermannende tot eene koelheid, waarbij haar de oogen vochtig werden, »ik heb ook acht genomen op het nutte.

»Gij zijt een man van een schrander beleid, verre boven het beleid van die anderen, die alleen dapper zijn; gij zijt krijgsman, naar den wensch, dien gij mij hebt ingewilligd; de éénige, inschikkelijkheid, die ik van u vroeg, maar ook de laatste, die ik van u vragen zal. Een vastberaden, moedig, helderziend gemaal past mij, de arme, zwakke weeze, tegenover machtige vrienden en hardnekkige vijanden; want wien ik ook kieze uit die Edelen, elk, dien ik niet kies, wordt een ijverzuchtig vijand van eenen vriend, die hij was. Laat het een krachtvol Edelman zijn, de gemaal, die mij wacht: dezulken hebben meer krijgslust dan zucht tot billijkheid, en meer heerschzucht dan vredezin. En zoo zal hij zich van de vermeerderde macht bedienen, om te overweldigen en te verdrukken; hij zal mijne ongelukkige vasallen wikkelen in zijne veeten, die hen niet aangaan; hij zal hen tot slachtoffers maken, die recht hadden op zijne bescherming. Huw ik eenen zwakken Edelman, die, door vroegere