Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/358

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de Kerk. De Dominikanen! die het aarts broederschap van den rozekrans hadden uitgedacht; die de decreten van Thomas d’ Aquin durfden stellen boven het Evangelie; die, met lasterlijke en vermetele kleinachting van der Evangelisten roeping en bezieling, een ander Evangelie hadden samengesteld, dat beter strookte met hunne bedoelingen, door Paus Alexander IV (tot zijne eer zij het gezegd!) wel gedoemd, maar onder hen niet vergeten. Waren zij het, die Aernoud hadden gezocht, zij, die alles wisten en die alles berekenden? was hij het, die tot hen kwam, in een dier oogenblikken van radelooze vertwijfeling, waarin de sterveling genezing zoekt, al is het ook bij vergift? het is nooit te ontwarren geweest; maar zeker is het, dat Fra Bernardo, een fijn, buigzaam, geslepen mensch, despoot en slaaf, naar het de gelegenheid eischte, vrijgeest voor zich zelven, dus te beter geschikt om met der anderen vroom geloof te spelen en winst te doen, zijn zieleherder werd, zijn boezemvriend en weldra zijn meester; zijn meester, eer hij het wist of gissen kon. Even als eene vrouw, had de Fra zijne heerschappij weten te vestigen met gestreel en zonder den schijn van meesterschap aan te nemen. Zoo de trotsche Nederlander het Spaansche monnikenjuk had gevoeld, hij had het afgeschud met al de kracht van eenen hoogen geest, met al den moed der onafhankelijkheid, die altijd de zijne was; eerst dan, als het terugtreden zijn verderf kon zijn en radeloos onverstand, mocht hij het weten, hoe hij niet meer vrij was; tot zóó lang hoedde eene fijne berekening zijn hoofd voor de botsingen van kleingeesterij, en zijnen fieren nek voor de schande van een dienstmerk. Niettemin was Bakelsze de eigendom der Dominikanen geworden met ziel en lichaam, met alles wat het zijne was en ze als het hunne konden wenschen. Te vreemd klinke het niet dat hij onder een overwicht bukte, waarvan Karel V zich nooit geheel heeft kunnen weren; dat Philips II — van alle Monarchen de ijverzuchtigste op Koninklijke vrijmacht, de minst meegevende, waar het eer of ontzag gold, — gedragen heeft met gebukten hoofde en gekromde schouders. Maar ondanks zijnen klinkenden titel van beschermer des geloofs, waarop hij in Neerland trotste, dien hij in Spanje noodig had, maar dien