Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/359

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij in Duitschland zoude verloochenen en dien hij behield zelfs nadat hij Rome had geplunderd, was Karel V toch genoeg zelfstandig Vorst, om eene Orde te wantrouwen die als onafhankelijke macht nevens de zijne ging; en dat nauwe aansluiten van zijnen Nederlandschen gunsteling, die als krijgsman er zich vrij van had kunnen houden, aan eene broederschap, die hij in eer hield, zonder haar vriend te zijn, mishaagde den Keizer, en bracht eene verkoeling teweeg, nauw merkbaar zeker voor oppervlakkige toeschouwers, maar helder zichtbaar voor het zon-microscoop den wangunst, die met verbeten woede toezag, hoe de Keizer tot in Spanje zich zijne Nederlandsche geboorte wist te herinneren en zijnen landgenooten voorrechten schonk die hare zelfzucht inbreuken noemde op eigen rechten. Aernoud in het bijzonder had zijne vijanden; zijne somberheid, zijn trots, die als een fier ros steigerde, zoodra men hem wondde, zijne groote eigenschappen zelfs, hadden hem haat berokkend van wie hij door geene enkele daad haat had verdiend. En zij waren velen, en zijn beschermer was sinds lang niet meer dáár, zijn groote stadgenoot Adriaan, eerst door den Pausenmantel daarna door de lijkwa van hem gescheiden! en meer dan eene kleine gaping was er niet noodig voor list en boosaardigheid om de verwijdering groot te maken tusschen hem en zijnen hoogen meester. Zijn zeldzaam oponthoud te Madrid begunstigde die aanslagen, en het viel de kuiperij zoo licht hem gebreken toe te dichten, misslagen uit te vinden voornemens aan te wrijven, groot genoeg en boos genoeg, om hem te doen vallen… zoo niet de sterke hand van zijne geestelijke vrienden hem had opgericht gehouden, zoodat, toen de Keizer er toe besloot, hem naar zijn vaderland terug te zenden, er voor gezorgd was, dat het niet als eene verbanning zoude zijn, maar met eene eervolle zending, die aanspraak moest geven op nieuwe bevordering.

Ter handhaving van zijn Wormsch plakkaat tegen de Lutheranen, had Karel V, omstreeks 1522, Frans van der Hulst, een Brabandsch raadsheer, als geloofsonderzoeker, door geheel Nederland aangesteld; nog altijd met voorzichtigheid zijnen Hollanderen den gehaten naam van Inquisiteur sparende. Ni-