Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/367

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

had besloten, wie het woord wraak zelden op de lippen had gebeefd, maar die het zooveel te dieper had bewaard in haar hart, was het aan te zien, dat zij het wrang gevoel van den haat het luidst in zich spreken voelde, dat zij geen erbarmen had met den gehaten boeteling, geen erbarmen met zich zelve, terwijl ze wrokkende tegen den schuldige haar eigen oordeel uitsprak; dat ze voornemens scheen zich de gewijde bete en de gewijde teug te onthouden, die de dienaar Gods haar ging aanbieden. Maar Johannes van Woerden, die als haar biechtvader vertrouwd was geworden met hare geheimste gedachten, die hare aarzeling zag, die alles raadde bij het zien van den nevenman, wien een strijd van aandoeningen op het gelaat leesbaar was, trad statig naderbij met kelk en ouwel, en zag de weifelende aan met eenen blik, waarin hij alles legde, wat de mensch van zijne zielsgedachten kan uitspreken door het oog; en het zijne, reeds zoo veelbeteekenend en vlammend van de heiligste bezieling, sprak voor Johanna treffend verstaanbaar. Zij begreep; ontzet en geroerd zag zij ter zijde naar den beleediger; die smeekend op haar staarde; ze voelde, hoe de vereenigde blikken van die twee mannen haar tot een grootsch besluit opriepen, hoe de teekens daar vóór haar het afeischten… zij hoorde het zacht gesproken, maar ernstig vermaan van van Woerden: »Indien gij niet vergeeft uwen vijanden, zoo zal ook uw Vader, die in den Hemel is, enz.” en ze erkende al het zware, maar ook al het noodwendige, maar ook al het verhevene van het woord: »vergeeft uwen vijanden.” Bitterheid en scherpe wrok dreven weg als booze dampen. Het vocht, dat verbittering voor eeuwig scheen gestold te hebben in het oog, droppelde langzaam over de bleeke wang; weer zonk ze neder op de knieën, en ernstig en zwijgend reikte zij den vijand de hand der verzoening. De Christin had gezegevierd over de vrouw!

Dit tooneel, zoo belangrijk voor wie er aan deelnamen, was alleen door de naastbij omringenden opgemerkt geworden en de aandacht der verderaf zijnden ontsnapt. Zeker was het voor Ottelijne verloren gegaan.

Vermoeid, en door hare vrome aandoeningen overstelpt, had