Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/372

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

toon? de toon van eenen onwilligen beschermer, niet die van eenen geliefde, die zijne vroegere rechten komt terugvragen… dan, hoe het ook ware, eene aandoening, zooals zij die in lang niet gekend had, iets als eene schemering van hoop, mengde zich in den angst, in de onzekerheid, die haar het hart deed kloppen, en schoon onrust haar de wangen verkilde en verbleekte, kleurde menige gedachte ze somtijds met een zacht blosje. Ze had toch, sinds hunne noodlottige scheiding, voor altijd de hoop opgegeven dezen man weder te zien, hem te spreken, nabij hem te zijn, en toch diep in haar hart had die wensch altijd blijven schuilen; tot den prijs van elken angst zou de zij zeker besloten hebben, dien verhoord te zien, had men het haar kunnen voorstellen! en nu was hij dáár, dicht bij haar; hetzelfde ros droeg hen beiden; zijn arm hield haar middel omvat; haar mat hoofd had steun gevonden tegen zijne borst; hij had met haar gesproken en het scheen zijn voornemen haar veel te zeggen en wat gewichtig was; daarom zeker wachtte hij, tot ze rustig op eene veilige plaats waren, en zij, die het zich sinds lang ten plicht gemaakt had schoone .droomen op te geven en lachende hersenschimmen altijd ter zijde te stellen, omdat ze nooit moesten worden verwezenlijkt, die begonnen was de werkelijkheid des levens aan te nemen, in al haren onverbiddelijken ernst, trachtte zich nu met luchte schetsen van mogelijkheden en rozenkleurige droomerijen den avontuurlijken tocht te verlichten.

Hij scheen geene andere zorg te hebben, dan die van spoedig het einde te zien van dien tocht; het was alsof hij haast had zich te ontlasten van hetgeen hij zich had opgelegd, of zijn eigen zwijgen hem drukte; want nauwelijks verflauwde zijn jeugdige klepper van draf, of zijne sporen gaven hem nieuwen drang, zoo dan al niet nieuwen lust.

Eindelijk scheen hij zijn doel bereikt te hebben; het kon thans elf ure in den nacht zijn. Bij den klaren, sterrenhemel en het zuiver licht, dat de maan uitgoot over het landschap, in een oord, dat ze honderdmaal had bezocht, dat ze kende als haren eigenen erfgrond, herkende Ottelijne licht in het statige gebouw, waarvoor zij halt hielden, Oudwijk, een adellijk