Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/405

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bisschopsstad, als Utrecht, had niet nagelaten hare verbeelding te treffen en op te winden. En niet zonder een heimelijk leedgevoel oogde zij dat alles na, toen zij het vaarwel zeide, om, met wie haar het naast omringden, eenen eenvoudigeren, min zinnelijken godsdienstvorm na te leven.

Zij deed het, omdat zij Paul, Ottelijne, hare moeder, allen, wier inzichten zij vereerde, er van hoorde spreken met de opgewondenheid der overtuiging, omdat Johanna het haar met krachtige woorden opdrong als het betere, omdat zij noch den moed, noch de wapenen, noch zelfs den lust had, om die allen tegen te streven, maar boven alles, omdat Laurens het wilde en noodig achtte. Niet uit eenige verstandelijke behoefte dus was zij hervormde geworden, die uit het woord hervorming niets begreep dan het afschaffen van gewoonten, die haar lief waren geworden; die het vrij onderzoek van de Schrift niet voor zoo groot eene weldaad hield, daar het lezen zelf haar eene zeer moeielijke inspanning was en ze van de Schrift genoeg meende te hooren, als ze trouw luisterde naar het Evangelie, dat de dienstdoende priester toch ’s zondags ook las. — Daarbij, wat was er stichtelijks in die nieuwe godsdienstoefening, nu eens gehouden in een huis, in eene schuur, op eene onbezochte plaats buiten een dorp, op zijn best in eene kapel, zonder waslicht of wierook! Was dat God eere brengen? die lange, onstuimige alleenspraken, waar zij bitse en liefdelooze aanvallen hoorde tegen menschen en zaken, die zij heimelijk nog hoogschatte? alleenspraken die haar verveeleen of ergerden? Kon de Heere Jezus en Zijne Heilige Moeder, die ginds te Utrecht met zooveel state. lijke pracht geëerd werden, gediend zijn met dat eentonig psalmgezang van zoovele ongewijden, en met dat gebed, dat ieder leek verstaan kon en dat niet zoo deftig klonk als het Latijnsche van den mislezer? Zij hoopte het, want zij was nu toch eenmaal aan die godsvereering gebonden; maar in haar hart vreesde zij van neen, en het gaf haar somtijds eene onrust die ze niemand durfde klagen. Boven alles had haar het voltrekken des huwelijks mishaagd, die trouwplechtigheid zonder mis, zonder voorafgaande heiliging, priesterlijke oorbiecht en boetedoening, zonder iets van dien feestelijken pronk, die bij