Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/406

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

andere bruiden haar hart zoo getroffen hadden, en van een zoet verlangen vervuld; niet voor het oog van eene verzamelde gemeente, maar in het heimelijk, als eene lichtschuwe daad, scheen haar nauw de kracht te hebben van eene verbintenis voor het leven, noch de wettigheid voor het oog der wereld. Meermalen zat ze tobbend en twijfelend op dit punt, en Laurens, die haar soms mijmerend vond en in tranen, en wien het moeite had gekost haar te brengen tot de bekentenis van hare kwelling, kuste haar lachend de onrust van de wangen en de tranen van het oog, en stelde meer ernstig haar voor, hoe weinig die twijfel rijmde met de nieuwe leer, die zij omhelsd had en hoe beleedigend zij was voor zijne liefde; daarmede moest het afgedaan zijn, dacht hij, en hield het er voor, als hij haar weêr rustig zag: maar het was er niet mede afgedaan; Wat de liefhebbende vrouw nog had kunnen voorbij zien of licht achten, ging de moeder nader aan het hart. Toen haar eerste kind moest gedoopt worden, was Jan van Woerden nog erkend priester in zijne stad, en het sacrament des Doopsels werd door hem toegediend aan haren Cornelisz, zonderdat het haar leed gaf. Maar toen zij moeder werd van eene dochter, was de priester van Woerden, om de smadelijke beschuldiging van ketterij, in eenen kerker geworpen, en hare moederlijke vroomheid wilde haar kind niet ongedoopt houden, tot het toeval eenen leeraar der Lutheranen in hare nabijheid voerde. Zij verbad Laurens met tranen en liefkoozingen, tot hij haar toestond, de kleine door eenen geestelijke van den openbaren godsdienst te laten doopen. Laurens gaf toe; niet eens meende hij noodig te hebben als voorwaarde te stellen, dat het dochtertje daarom niet te min als hervormde zou worden opgevoed; was niet zijne gade zelve eene belijdster van de leer, die hij zoo ijverig voorstond? Maar hij vergat, dat zij niet, zooals hij, had gekozen uit vrijen wil en met oordeel des onderscheids, dat haar veel door het hoofd ging, wat zij den moed niet had hem te vertrouwen, en, boven alles, dat Rome niet los zoude laten, wat haar als eigendom was opgedragen en aanvertrouwd; toch was het zoo. Toen het kind was aangeteekend in zijn doopregister, kwam Pater Vincent, van de orde der Minderbroeders, de moeder bezoeken. Dat was een