Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/424

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wone wijze afliep. Een woord in het Wormsch plakkaat had haar getroffen: »de aanklager een derde deel van des beschuldigden goed!” Maar in hoever zou een bevelschrift van den Roomsch-Keizer in Utrecht van kracht zijn? Het was wel een Keizer, die zelfs Pausen dwong: maar toch… Teresia wilde beter zekerheid.

Ook was het woord »vervolging” tegen de Lutheranen in Utrecht nog niet uitgesproken: onder Bisschop Philips was er niet aan te denken; wat Hendrik van Beijeren doen zoude, wachtte zij met onrustig verlangen… en toen deze mijtervorst zich nauwgezet Roomschgezind, zichtbaar genoeg afhangeling van den Keizer, betoonde, om met vrucht eene aanklacht van ketterij te durven wagen en het nu tijd werd tot de uitvoering eener lang bepeinsde daad, voelde zich Teresia aarzelen: zij was vrouw, het vuur der jeugd was in haar gedoofd, de machtige geestkracht miste hare kleine ziel, schoon ze bedorven genoeg was om de daad te willen, om de uitkomst te wenschen, was ze schroomachtig voor de openlijke handeling; het was wel verdienstelijk ketters het strafgericht toe te voeren; maar toch… eene bloedverwante, door elk gekend als hare weldoenster, zij zelve eene edelgeborene, een lid van haar geslacht prijs te geven aan… de Hemel wist welk vonnis; het loon voor dit verraad te vragen en te genieten… hoe meer zij aan dit alles dacht: hoe meer zij er voor terugdeinsde… niet weinig misschien in dien afkeer gesterkt door de overweging, dat de Officiaal, voor wien zeker deze zaak dienen moest, onder het vorig Bestuur te zeer was gespeend geworden, om niet den goeden buit tot den zijnen te maken en de gedienstige aanwijster met een schraal deed af te zetten. Niets is zoo vindingrijk als eene sterke begeerte, na veel wikken en overpeinzen vond de Spaansche het middel uit, om Ottelijne’s rijkdom machtig te worden, zonder zich in het oog der wereld verachtelijk te maken. Het middel was niet geweldig; een zoodanig, dat eener vrouw paste; dat te volvoeren was, zonder een oogenblik den statigen tred harer deftigheid te verzaken; dat niets dan veel list behoefde en een weinig geluk. Nauw had zij het uitgedacht of ze ging het volvoeren.