Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/445

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ten elkander de hand ten afscheid, de eene met verhevene vergevingsgezindheid, de andere met eene mengeling van schuwen schroom en weêrhouden zegepraal. Was het werkelijk medelijden, of sprak de overtuiging van de grootte des offers baar zoo sterk aan? maar Teresia riep met eenen zweem van welgemeendheid in den toon, toen ze Ottelijne met eenen overspannen haast den weg zag nemen naar het gewelf, dat ten uitgang leidde, zonder omzien of aarzelen: »Wat ze veel verlaat voor deze ketterije! Och! of ze er nog van terugkeeren kon ter goeder ure!”

De dikke wolken, niet meer door stormen voortgezweept, stortten nu van uit haren neveligen schoot eenen rijken overvloed van lang vergaarde dampen over het aardrijk uit. Een sterke stortregen plaste neder en veronaangenaamde, met den dubbelen last van koude en vocht, den tocht van wie als voetganger in het halfduister voortliep op het breede voetpad, dat heenvoerde naar het Nederstichtsche dorp Odijk. Hoeveel te zwaarder moest die weg vallen aan de eenzame vrouw, aan Ottelijne, die, gewoon aan al de gemakken der weelde van haren tijd, met de smartelijkste gewaarwordingen in de borst. met bet uitzicht van al het hare te verlaten voor altoos! daarheen schreed te voet en zonder geleide, in een weer, waarin ze hare paarden zou gespaard hebben, en op eenen tijd, waarop zij, zonder de hoogste noodzakelijkheid, geenen bediende zou uitgezonden hebben. En toch moest zij zelve nu voort op dat pad, in dat uur, in dit weder, beladen met den kleinen schat, dien ze vroeger als onnoodig sieraad met lichtheid droeg, zonder er aan te denken, en dien zij nu met moeite torschte als haar éénigen rijkdom, om te strekken tot vervulling harer noodigste behoeften. Ja! de martelares van het Lutheranisme had wel zeker alles voor hare geloofsbegrippen geofferd en zij zou van dat offer al de gevolgen smaken. De nicht der Bisschoppen, vermaagschapt met den besten adel, had geene bloedverwanten meer. De vrouw van Lauernesse had geenen naam meer en geen Slot. De schoone, jeugdige vrouw, die zooveel dienende ridders had kunnen hangen aan den wenk van haar oog, had nu op zoo droef een tocht niet éénen geleider; want ze had geene