Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/472

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zich van haar had meester gemaakt bij het zien, hoe de smart haren grootschen broeder had verwoest tot eenen gebogen lijder, week snel voor die koele vastheid van geest, die haar meer natuurlijk was; ook sprak zij scherp:

»Wie met Papen en Spagnolen verkeert, verliest licht het geheugenis van eene zuster, zelfs al scheidde hij van haar bij de sterfsponde eener moeder!”

»Johanna gij!” riep hij met bevreemding, »en daar was een, die u noemde…”

»De huisvrouw van Johannes Pistorius!” antwoordde zij fier.

De biechtvader zag bezorgd op Aernoud; maar nu werkelijk scheen er zooveel in hem gebroken te zijn, dat hij niet meer voelde; eene lichte huivering was het éénige zichtbare teeken zijner aandoening.

»Wie zijn geloof verzaakt, is mijne bloedmaag niet meer. Wie zóó ver de vrouwelijke schuchterheid en eerbaarheid kan terzijdezetten, om eens priesters bijzit te zijn, kan niet…”

»Bijzit! zijne vrouw! zijne echte vrouw!” viel zij in, »en uwe bloedmaag te zijn! Hugo, uw arme broeder, heeft het gesmaakt, hoe de bloedmaagschap bij u geldt.”

»Vrouw; ik zou u gekend hebben, zoo ge met dit woord waart aangevangen,” sprak Aernoud smadelijk; »maar het gelukt u niet mij pijn te geven met den angel uwer tong. God heeft de schuld van mij genomen, en zijne Heilige Moeder, die gij en de uwen schendiglijk lastert, heeft mijne hand gebruikt tot een glorieus mirakel en wonderlijke uitkomst.”

»Een mirakel van Satan! in de gestaltenis van eenen Paap.”

»De dood ware Hugo beter geweest, dan terug te vallen in de strikken van Babel. ”

»Ziet toch, hoe zij, die zich Evangelischen noemen, de liefde verstaan en oefenen!” sprak de monnik.

Toen keerde zich Johanna met vlammend oog en gloeiende wangen tot hem. »O! gij Pharizeeuwsche Wetgeleerde van dit Roomsche Jodendom! ziedaar, hoe ge ons handelt, die geenerlei schuld hebben, dan dat wij vrijelijk gebruik maken van de beste gave, ons door den Heer Jezus toebedeeld; ge beticht ons van godslastering en alle kwaden vonden; ge rekent ons met de