Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/479

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vreeselijk strafgevaarte. »De dag, waarop de eere van de Kerk en het gezag des Landheers zou gehandhaafd worden tegen gevaarlijke nieuwigheidszucht en vermetele ongehoorzaamheid,” dachten geestelijke en wereldlijke Rechters, toen zij plaats namen op de hooge tribunen, voor hen daargesteld. »Het was de dag, waarop een lid, dat eene smet had geworpen op hun lichaam, dat er ergernis had gegeven en schande, zoude worden uitgeworpen uit hun lichaam,” dachten de Bisschop van Hebron en de Abten, die dezen zouden bijstaan in de plechtigheid der ontwijding. »Een dag, die eene daad ging volbrengen, vreeselijk en treurig, maar noodig en heilzaam voor de herstelling van orde en tucht in Kerk en Staat,” meenden de bezadigdsten onder de burgers, die Roomschgezinden waren »Een heerlijke dag van glorie en zegepraal, waaraan de lieve Heere Jezus en Zijne Moeder en alle Heiligen samen een welbehagen zouden hebben!” riep eene opgewonden partij, die alleen zag door bet oog eener gloeiende dweepzucht en van het dompigste bijgeloof. »Een dag der dagen, waarop de heilige zaak van God en Zijnen dienst, afgescheiden van die des Pausdoms, zou verheerlijkt worden in de standvastigheid van haren martelaar! ” jubelden weder de opgewondensten onder de Evangelischen, die daar rondom stonden, niet minder met vlammende dweperij in het oog, niet minder met ongeduldige geestdrift in de trekken. »Een dag van bloed en van schrik, die wel het gruwelijk voorspel kon zijn van vervolging en lijden, voor wie vrij wilde zijn in geweten en gedachten,” meenden de rustigsten onder de vrijzinnigen, toen zij den zorgvollen blik ophieven naar de schrikwekkende toebereidsels. Zoo beschouwde ieder den dag op eigene wijze; maar allen kwamen dáárin overeen, dat het een gewichtige moest zijn, en van groote beteekenis voor de toekomst. En toch heerschte er onder geheel die volksmenigte, toegevloeid uit alle oorden van Holland en menig gebuurlandschap, met uitzondering van enkele dolzinnig verblinden, een geest van onrust en ontzetting, als wel nooit bij eene strafoefening om gewone misdaden geheerscht had. Het was ook zoo iets zeldzaams, het zwaard der wereldrijke macht te zien zwaaien boven het hoofd van eenen gewijden Priester. Zoo een zulke niet gespaard werd, wie zou dan op genade