Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/498

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zachte herfstzon tot eene zoele warmte gekoesterd; anderen gebruikten tot zitplaatsen de voertuigen, die hen herwaarts gebracht hadden, en waarvan de paarden, eenige stappen verder, gerustelijk graasden. Het meerendeel der mannen hield zich staande; maar allen, in welke houding ook geplaatst, hielden het gelaat strak gewend naar dezelfde zijde, en zij hadden er hunne reden voor.

Op eenen der wagens, heengetrokken onder de schaduw der lindeboomen, stond een man alleen, die eene toespraak hield tot dat volk over hunne godsdienstige belangen; maar het was geene deftige, vloeiende rede, na eene ernstige overdenking samengesteld, waarvan ieder woord geleidelijk het andere volgde en iedere opmerking noodwendig samenhing met de vorige, waarvan bij het begin het einde was te voorzien; bij de inleiding de toepassing; gepolijst en gepunt, naar de vaste regelen der Rhetorica, zooals eene beschaafde rede zijn moet in deze beschaafde tijden; het was eene gloeiende improvisatie, vol schokken en sprongen, vol ongedachte wendingen en vreemde uitkomsten, waarbij de woorden van de lippen gleden, als kostten ze niets dan de moeite van ze uit te spreken, als werden ze hem de tong afgedreven door het vuur der bezieling, waarbij de spreker zelf geen meester was van den volzin, die volgen zoude. En welke woorden en welke volzinnen! woorden, die als zachte Zephirsvleugelen ten hemel ophieven; en als ruk. winden ten afgrond neerslingerden; woorden, die neerdroppelden mild en zoet, als zachte balsem; en vloekwoorden, die neervielen als zware hagelsteenen, kwetsend, wie ze troffen. En dan volzinnen vol kleur en gloed, vol vuur en kracht, volleven en aanschouwelijkheid. En dan die spierkracht der gebaren bij die spierkracht der uitdrukking, een arm, forsch genoeg, om het tweesnijdend zwaard der twaalfde eeuw te kunnen zwaaien en die nu zijne gansche forschheid besteedde om der woorden macht te stevigen; bliksemende oogen, die de bliksems dier taal begeleidden; dikke zwarte wenkbrauwen, wier samentrekken den donderslag voorspelde, die zóó van de lippen ging rollen, en trekken, die zich met hartstochtelijke bewegelijkheid plooiden naar den eisch van elken indruk, die gegeven moest