Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/504

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met woorden van dwang dan van liefde, trachtte te nopen van de hunnen te worden. Dit gaf natuurlijk ergernis, maar nog altijd geene gevaarlijke: de welgezeten burgers haalden de schouders op en schudden het hoofd; het volk,luisterde, gaf grofheid voor grofheid terug, en liep daarna voorbij, totdat eindelijk een ordebroeder der Dominikanen, die met Pauselijke aflaten rondreisde, in plaats van hier goede zaken te doen, zich botste tegen den prediker der Lutheranen. De laatste dreef den twist tot eene hevigheid, die beter pleitte voor zijnen ijver, dan voor zijn oordeel. Daar woorden geenen ingang vonden bij den Fra, noch bij de ultra-Pausgezinden, die hem verdedigden, riep de Lutheraan zijne leeken van de lagere klasse tot daden op. En van nu af had dit geschil eene hoogte bereikt, die de Regeering noodzaakte den Lutheraanschen prediker hare stad te ontzeggen, en schoon hij gehoorzamen moest, was het te laat ter bevordering der rust. De eens opgeruide religiehaat liet zich niet stillen met de verdeemoediging van eene partij. De Katholieken, trotsch op hunne zegepraal en gesteund door het openbaar gezag, hoonden, lasterden, dreigden; de Lutheranen, beschimpt in den persoon van hunnen voorganger en getergd door eenen ongewachten tegenstand, vergolden hoon met hoon, laster met laster en dreiging met dreiging; de aanzienlijken onder hen, die zich vroeger niet met de zaak bemoeid hadden, voelden nu, dat het de hunne werd; ze trotseerden de tegenpartij waar ze konden, en zoodra de stouthartige prediker zijne sermoenen op een half uur afstands van de stad hervatte, liepen zij met hunne mindere broeders medeonder zijn gehoor, met eene drift, waaronder zich wellicht evenveel menschelijke hartstocht mengde, als begeerte naar het woord der waarheid. Sommigen van hen, die zich het meest hadden laten zien, begonnen nu te vreezen voor de gevolgen, daar de Vrouw van Culemborg, Elisabeth, later of wellicht toen reeds gehuwd met Antonie van Lalaing, Heere van Hoogstraten, die Stadhouder van Holland was, ten believe van haren machtigen nabuur en Leenheer, of ook wel ter wille van den; Keizerlijken Graaf van Holland, ongetwijfeld de orde op de strengste wijze en te hunnen nadeele zoude doen handhaven,