Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/510

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van den Graaf-Keizer. Het was niets minder dan de vernieuwing van het plakkaat van 1 Mei 1521, in telkens sterker bewoordingen, met altijd nauwer beperking der burgerlijke, zelfs der huiselijke vrijheid, kracht bijgezet door harder straffen en feller bedreigingen, waarvan men nu wist dat ze geene bedreigingen blijven zouden. — Want inderdaad, het scheen of men altijd had geaarzeld met den eersten bloedigen stap der vervolging: nu eens was het de voormalige Stadhouder geweest, de edele Graaf van Nassau, die, blijkbaar met Luther’s denkbeelden ingenomen, met zijne machtige hand, ondanks ’s Graven wil, onder menigerlei voorwendsel, de vervolging om gewetenszaken had geweerd van het hoofd der burgers; dan weder was het, na zijne aftreding, de Landvoogdes zelve, of de afwezendheid van den nieuwen Stadhouder, die nog de dreigende hand weerhield, toe te slaan; nu echter was de eerste slag toegebracht: het eerste martelbloed was vergoten, en de grond, die het eens had geproefd, scheen nu verder behoefte te hebben aan zoo wreed eene besproeiing, ten minste de vervolging ving aan en met woede. Eene afkondiging tegen omzwervende geestelijken en verloop en monniken, die zeker niet uit gehechtheid aan het oud geloof dus zonder dak waren, werd in ’s Hage openbaar gemaakt, weinige dagen na den gewelddadigen dood van de Bakker; zij gaf zelfs aan Roomschgezinde geestelijken het verbod om van Luther te spreken, en nam duchtige en verstandige maatregelen omtrent den openbaren godsdienst, en wie daarbij voorgangers moesten zijn. Het plakkaat van heden luidde nog sterker, nog meer bepaald tegen de Lutheranen en andere ketters. Het houden van eenige openlijke of heimelijke vergadering, ter verklaring of tot het lezen der H. Schrift, met name van de Brieven van den Apostel Paulus, werd strengelijk verboden; het stond niemand vrij, zelfs in zijn eigen huis, over tafel in zijnen familiekring over eenig godsdienstig onderwerp te spreken of te redetwisten: een bewijs, hoezeer de Hooge Regering zeker was, dat dit verbod noodig moest zijn, en dat de belangstelling in God en Zijn woord zoo hoog was gestegen en zoo algemeen, dat de gewone gesprekken der gezelligheid of der uitspanning vervangen waren door