Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/511

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meer gewichtige en ernstige overwegingen. Het verbranden van alle kettersche boeken werd verder bij dit plakkaat gelast en wat moest niet een kettersch boek zijn, sinds het woord van eenen Apostel, als niet meer rechtzinnig, den leeken werd onthouden! Nu volgde er eene strenge censuur op het uitgeven van boeken, en ten laatste de kennisgeving, dat Stadhouder en Raden van Holland vrijheid hadden, om voortaan de plakkaten »naar rechten verstande” te mogen uitleggen en toepassen.

Ziedaar dan voortaan elke godsdienstige vrijheid aan dit volk ontzegd; ziedaar dan die gansche menigte schuldig en strafbaar voor die nieuwe wet. Zij hadden openbare vergaderingen gehouden, om de Schriftuur te hooren verkondigen en uitleggen; een Lutheraan was in hun midden, en niemand hunner had er aan gedacht hem over te leveren, wat bij een vroeger bevelschrift als plicht was opgelegd.

Een dof stilzwijgen heerschte onder de gansche schaar. Wij zeggen niet, dat de edele en aanzienlijke burgers, die er zijn mochten, naar hunne wapens tastten; maar wij gelooven, dat zij zich herinnerden die te voeren. De donkere blos op hun ernstig gelaat bewees, hoe ze de verkorting hunner rechten voelden en opnamen. Bij anderen heerschte de stilte der verplettering. Zij zagen uit naar de beste wijze, om nog ditmaal te ontkomen. De Grafelijke uitroeper klom daarna af, stak het plakkaat aan eene stang, door een der soldeniers gedragen, en plantte die in het midden der weide. — Toen richtte eene stem, die Ottelijne de polsen deed kloppen en de borst hijgend jagen; en iedere zenuw trillen, het woord tot het volk. Hij hield hun voor, hoe ze allen schuldig waren aan overtreding van genoemd bevel, zelfs zij, die niet gerekend konden worden onderdanen te zijn van den Graaf van Holland; want altijd waren ze nu op zijn grondgebied en hadden te eerbiedigen de wetten en ordonnantiën des Lands. Maar toch, hij sprak van genade. Men was niet van meening een zoo groot getal schuldigen tegelijk te straffen, te meer, daar onschuldigen, alleen door eene ijdele nieuwsgierigheid gedreven, daaronder konden zijn; men wilde gelooven, dat ze niet weder zouden misdoen, nu ze des Graven uitgedrukten wil kenden.