Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/512

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Alleen eischte men van hunne gehoorzaamheid, dat ze zouden aanwijzen en overleveren diegenen in hun midden, welke ketterleeraars waren en volksverleiders, en tevens alle wereldlijke of geordende geestelijken, mannen of vrouwen, die zich in hun midden mochten. bevinden. Groote ontzetting onder allen, wie op zich die benaming konden toepassen; Paul trad haastig vooruit, maar Ottelijne vatte zijne hand en dwong hem zich weder te zetten. Intusschen had de Heer van Viterbo zich omgewend en zag den prediker strak in het gezicht. De koene man was niet van de plaats geweken, die hij zooeven nog weerklinken deed van zijn woord; met over elkander gekruiste armen wachtte hij gelaten de uitkomst van dit alles. »Gij zijt Joan Busscher,” sprak Aernoud streng. — »Die ben ik.” »Gij zijt het, die het schendige huwelijk hebt bevorderd en gesloten van eenen Roomsch-Katholieken »priester.” — »Den welzaligen martelaar Johannes Pistorius heb ik in den heiligen echt plechtig gebonden!” — »Mijn Heere Hopman!” vervolgde Aernoud tot dezen, »gij ziet, het is de man, dien wij zoeken, doe hem in hechtenis nemen.” — Inderdaad, het was deze arrestatie, die juist Aernoud op de plaats had gevoerd. De vergaderingen omstreeks Culemborg hadden door gansch Zuid-Holland gerucht gemaakt. De man, die er leeraar en spreker was, werd met name genoemd. Uit de processtukken van den Bakker bleek, dat hij diens huwelijk had durven inzegenen; tegelijk werd hij bekend als een sterk ijverend Lutheraansch prediker. Reden genoeg voor de geloofsrechters, om hem met ijver te zoeken. De weide bij Everdingen lag niet bepaald genoeg op Culemborgschen grond, om niet bij eenen Graaf, als Karel V, grafelijk rechtsgebied te kunnen heeten; de Stadhouder gaf verlof; de Heer van Castre zoude uitvoeren; de Heer van Viterbo zoude aanwijzen, en het afkondigen van het plakkaat zou de aanleiding zijn tot deze handeling. — Ziedaar beider tegenwoordigheid verklaard. Met vlugge gevatheid van geest was Busscher, na het laatste woord van Aernoud, den wagen afgesprongen in het midden van den aangedrongen volkshoop. — Hetzij tegenzin in die gevangenschap, hetzij om nevens zich zelven de overige geestelijken te redden, maar hij sprak tot de menigte: