Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/527

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

omstandigheden niet tegen eenen buitengewonen aanslag opzag, en die zijns meesters zaak diende met al wat hij achtte die zaak van nut te zijn, met de gewone kleinachting van krijgshelden en veroveraars voor menschenbloed en met de ruwheid van zijnen tijd en landaard. Joachim van Vijgh, Burggraaf van Nijmegen, Sweder van Voorst, de Heer van Keppell, Floris van Mekern, Heer Otto van Wijhe, Herman van Velen, de Landdrost van het Graafschap, een der Heeren van Bronckhorst, en meer anderen, zaten naar rang naast elkander neder, totdat wij den kring weêr zien sluiten: aan des Hertogs rechterhand, door een jong mensch van een somber, mijmerend voorkomen, met iets achterhoudends in het oog en iets zwaarmoedigs in de trekken. Hoewel in even prachtig gewaad, als de vorstelijke meester, is er toch in zijne houding iets achteloos en onverschilligs, en bestendig neemt hij een stroef en lusteloos stilzwijgen in acht, dat evenzeer afsteekt bij de luide tafelvreugde der anderen, als zijne matigheid bij hunne ruime plengingen. Dit laatste vooral had de aandacht, zoo niet de verontwaardiging opgewekt van zijoen vorstelijken buurman, die hem op den schouder sloeg met een:

»Hola! Jonker Karel! wat zit ge dáár en peinst ald een premonstreit Heer, droogkeels en zonder onzen welbeminden Heeren en Ridders, die ons onder de oogen zijn komen rijden (te gemoet gekomen), met eenen hartigen teug goed heil te wenschen. Ik heb u nooit basterd gehouden, toon het u niet door uwe gedraging.”

Het was werkelijk Karel, de oudste der beide Karels, zijne natuurlijke zonen, die hij, bij gebrek van wettige kinderen, bij zijn leven in al de voorrechten hunner vaderlijke afkomst liet deelen.

»Mijn doorluchtige Heere! ge hebt andere deugden uwer zonen ten exempel, dan — lust — in tafelvreugde,” voegde Karel er schroomvallig bij.

»En toch Jonker!” klonk van Rossum’s zware stem. »In deze misselijke tijden van wapenrust, als een krijgsman zoo noode zich de handen gebonden ziet, valt er niet beters voor hem te doen dan te drinken en te minnen. Het laatste valt