Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/541

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tenberg,… Silvio volgde haar niet tot daar: de Geldersche Hertog had hem als edelknaap bij zich gehouden. Van Enriquez vernam de Jonkvrouw met huiverend medelijden het noodlottig, te wel verdiend, uiteinde zijner moeder. Bertmann had hem verhaald, hoe eene bejaarde vrouw, met al de draagbare rijkdommen van het Huis, langs eenen geheimen uitweg had willen ontvluchten op den ochtend van de verwoesting, hoe ze betrapt was geworden door de woeste soldeniers, en hoe deze, die zonder dit den weerloozen ouderdom misschien gespaard hadden, den voorgenomen roof van den hun toebedachten buit met eenen onmenschelijken folterdood straften… zoodat ook de gierigheid meermalen de wijsheid tot schande maakt. De belangwekkende Stichtsche geloofsgenoote, wier lot en lijden geen geheim bleef, werd te Wittenberg geëerd en geliefd; haar krachtig gestel, dat zoovele schokken zonder krenking had weerstaan, schonk haar, bij meerder rust, nog weder het voorrecht der gezondheid, die van alle goede gaven de beste is, en haar krachtige geest, zich aan den staf van het geloof opheffende tot de hoogste overwinning, vond den moed om te leven en om blijmoedig te danken voor een leven, dat eene zwakkere en eene minder vrome zoude verwenscht hebben of in laffen rouw weggetreurd. Zij leefde lang; evenals haar grooten voorganger Luther, beleefde zij de zegepraal van het denkbeeld, waarvoor zij alles had opgeofferd; zij beleefde het algemeen aannemen der Augsburgsche Belijdenis; zij beleefde dien gedenkwaardigen Rijksdag van Neurenberg, waarbij Karel V eindigde, met zijnen Duitschen onderdanen de vrijheid van geweten toe te staan, en als zij daarna nog wel eens met een bedrukt oog en een beklemd gemoed heenstaarde naar haar Vaderland waar, ondanks de vrijheid den Duitschers verleend, nog altijd en altijd sterker vervolging woedde, en altijd meerder bloed vloeide voor de gewijde zaak: »godsdienstvrijheld; stond daar eens, ten huize van Bugenhagen, eene statige gestalte nevens haar, die haar toesprak op dien toon van dat vaste geloof, dat vertrouwen en hoop zou hebben ingeboezemd aan de wanhoop zelve. »En vrees niet! zij zullen het met ten einde brengen, wat ze voorgenomen hebben; laat hen doen wat