Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wien het toch niet te denken is, dat hij onder dit alles zal hebben doorgeslapen. Ook kunnen wij van hem getuigen, dat hij was wakker geworden onder den zang van Paul; maar zijn oog was te beneveld en zijn oor te weinig gescherpt, om te zien of te hooren, dat zijn vreemde tafelbuurman de taak der gewone speellieden vervulde. Toch had hij met een dommelig hoofdknikken zijn welbehagen in de zachte tonen te kennen gegeven, die hem echter, door hunne kwijnende melodie, op nieuw in de armen van zijnen zoeten vijand hadden teruggeworpen, en het onbestemde geruisch, dat hem omgaf, bij het opstaan der gasten, had hem het duizelend hoofd nog meer bedwelmd, en hem dieper in die doffe sluimering gewiegeld, waarin hij misschien nog zeer lang dit ondermaansche zoude vergeten hebben, zoo niet een der dienende knechten, die in hem den gunsteling van Donna Teresia haatte, zooals al zijne metgezellen, en die de gelegenheid gunstig vond, om eens iets van den ouden wrok af te doen, hem op schellen, schetterenden toon in de ooren had geschreeuwd:

»Pater Luciaan! daar is Dokter Luther, die bewijzen zal, dat wij u den biechtpenning niet schuldig zijn!”

»Wat… wat…” riep de monnik, uit zijnen slaap opgeschrikt, met wijd opengesperde oogen en een verbijsterd gelaat, »wat zegt gij?”

»Dat de Duitsche ketter in de zaal is, en mogelijk de Duivel met hem; uw Eerwaarde mag ze beiden wel bezweren,” antwoordde Wilbrand, zich vermakende met de verwarde houding van den Pater .

»Sancta Maria! ora pro nobis! prevelde deze in slaapdronkenheid, een kruis slaande met de linkerhand, terwijl hij eene poging deed om op te staan.

Wilbrand, die zich nog veel vroolijks beloofde van zijnen inval, gaf hem den arm en ondersteunde den waggelende, en stuwde hem onder de menigte, die Paul omringde, en liet hem toen aan zijn lot over. Dat was juist op den oogenblik, toen Aernoud zich met zijne bruid had verwijderd, en toen men den Duitscher met allerlei onstuimige vragen overstormde:

»Gij hebt dan Luther gezien?”