Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/98

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

eigen grooten naam, zelfs toen reeds veel beteekenend genoeg, om niet, zonder gevaar voor de plegers, te kunnen uitgewischt worden uit de rij der levenden of vrijen. Duitschland hield de oogen scherp gericht op zijnen Hervormer, en Duitschland zoude streng rekenschap gevraagd hebben van wie zich aan hem had vergrepen. Maar hij, Paul! arme, onbekende jongeling, wie zoude hem beschermen, zoo hij die menschen aan zich geërgerd had? welke stem zoude zich voor hem verheffen, zoo het geweld of het verraad de hand aan hem legde? hoe gemakkelijk eene prooi zoude hij hun zijn, die hem kwaad wilden, de arme vreemdeling, om wien niemand zich bekommeren zou, die reeds door zijnen éénigen beschermer scheen vergeten, als iets te gering voor zijne aandacht, wiens zijn of niet zijn niemand daarna opmerken zoude, en die bijna vogelvrij was in een land, waarin hij ongeroepen was gekomen met waarheden, die wel eens in geen enkel oor vriendelijk konden worden opgevangen, en met woorden, die wel eens opgevat konden worden als vergrijpen tegen de instellingen des lands!

En ondanks dit alles, had ook hij geen oogenblik geaarzeld, om te volgen het groote voorbeeld van zijnen meester en voorganger, om te spreken zooals zijn geweten hem gaf te spreken, voor wie ook, en op wat uur, en onder welke omstandigheden. Maar ook de tooverkracht van zijnen moed, en dat vast geloof, dat leesbaar was op zijne trekken, werkten terug op die menschen, zonder dat zij zelven zich rekenschap wisten te geven van dat overwicht, dat hen plotseling met diep aangrijpenden eerbied bezielde voor dien jongeling, die nog zoo kort te voren zoo heel ver beneden hen scheen. Het was ook zoo iets indrukwekkends, die ernst van dien jongeling, die een oogenblik te voren niet veel meer scheen dan een knaap, en die plotseling sprak met de beraden wijsheid van eenen grijsaard en met de vurige geestdrift van eenen Apostel; die sprak in eene taal zuiverder en meer gekuischt, dan ze die ooit van een hunner preekheeren gehoord hadden; die hun den doorluchtigsten persoon van de 16de eeuw voorstelde in al de krachtige gespierdheid van zijn wezen, die hun het groote denkbeeld van die eeuw ontvouwde en verduidelijkte. Toen hij gezongen had, was het de