Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ik begeer dus, dat gij u van nu aan meer zult aansluiten aan de jonge edellieden, die mij hierheen verzellen; het is eene van de redenen, waarom ik u met mij nam — ik wil, dat… hoe staat gij met Lord Robert?”

»Als water en vuur, Mylord!”

»Hoe, sir! en dat, terwijl ik u met mij voerde onder voorwaarde, dat gij u met hem verdragen zoudt?”

»Uwe genade verstaat mij niet wel, of mijn woord is te duister:

Lord Robert werpt mij vuur toe, maar ik neem het op in het koele vocht, dat het dooft.”

»Zoo doet gij wel, en Mylady Leycester zal het u met groote toegenegenheid vergelden.”

»Ik wacht mijn loon hierin niet van Mylady Leycester, noch van iemand anders. De Heer moge het mij toerekenen, dat ik in deze verdrukking lijdzaam ben.”

»Daar is het weder, of ik den reverend Wattison hoor!” riep Leycester met ongeduld, »ik zie nu, hoe groot eene fout ik beging, met uwe opvoeding te vertrouwen aan dien man.”

»Het was de grootste weldaad, die Uwe lordschap mij bewijzen kon, omdat zij mij leerde uwe andere weldaad te dragen,” hervatte Douglas op zijn sombersten toon.

»Welke weldaad bedoelt gij, sir?”

»Het leven, Mylord!” barstte Roger uit met een doffen snik.

»Wat beteekent dat, sir?” riep Leycester, hem strak aanziende, met een oog dat van toorn gloeide; en na eene pauze, daar de jonge man niet antwoordde, voegde hij er bij met strengheid:

»Verwijder u, master Douglas! verwijder u snel! gij tergt mij uit tot toorn; ik wil u in vele dagen niet weder zien.”

»Neen, dit is geen dragen!” riep de jonge man, zich de oogen bedekkende met de hand, en zich nederwerpende aan Leycester’s voeten.

»Vergiffenis, vader! vergiffenis! ik ben een waanzinnige!”

»Neen, gij zijt een ondankbare!” hernam de Graaf, en zijne strengheid scheen zich toch te verzachten, toen het gebogen hoofd van den jongen man zijne knieën raakte. »Gij zijt een ondankbare; want wien mag wel het leven lichter zijn, dan u? welk jong edelman kan, als gij, ieder zijner wenschen en luimen involgen? Noem mij den oudsten zoon uit een edel huis in Engeland, die zóóveel vrijheid geniet als u wordt toegestaan? Al noemde men u Roger