Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

willekeurige Koningin het slechts mogelijk maakten. Altijd moest de Graaf de Koningin vergezellen op een reistochtje naar het noorden van het rijk, of op een toertje naar het zuiden, juist als de Gravin naar Londen kwam, om zich bij haar echtgenoot te voegen; en wanneer deze zich met smartelijke teleurstelling weer teruggetrokken had op het land, hielden gewichtige staatsbezigheden altijd den Graaf te Londen terug, in de nabijheid van het paleis van Westminster. Die verfijnde kwelling, dat aanhoudend tergen, trok het hart en de vriendschap van den Graaf nog verder af van de Koningin dan eenige maatschappelijke band had kunnen doen; eene stille, diepgaande verbittering leefde er op in zijne ziel; want had vroeger zijn hart geweifeld tusschen eerbied en dankbaarheid, tusschen eene eerzuchtige hoop en eene onrustige vreeze, van nu aan vatte hij eene stille, diepgaande verbittering op, tegen de vrouw, die in koud egoïsme en lage ijdelheid, de heiligste rechten bekortte en zich plaatste tusschen de wettigste aanspraken, en vooral omdat die vrouw dezelfde was, aan wie hij zóóvele offers had gebracht van zijne eerste jóngelingschap af, dat zij zelve had erkend, die niet dan met de toewijding van geheel haar persoon te kunnen betalen, en die nu, nadat ze hem betaald had met de valsche munt der terleurstelling, hem het zuiver zilver misgunde, waarnaar hij gegrepen had ter vergoeding.

Maar ondanks die groote innerlijke verandering, die er had plaats gevonden, in hunne verhouding tot elkander, was er oogenschijnlijk niets veranderd tusschen de Koningin en haarvriend: zij liet hem heerschen in hare hofcirkels en den toon geven bij hare feesten nu als weleer, in het kabinet, in den staatsraad bleef hij gelden, wat hij er altijd gegolden had, en hij bleef haar den tol en de schatting brengen in hulde en vleierijen, die zij nog altijd bleef eischen, en waaraan zij zich niet scheen te kunnen ontwennen, hoe zeker het haar moest zijn, dat ze valsch waren, en die haar te meer beleedigen moesten, naarmate ze met fijner kunst den vorm der waarheid wisten aan te nemen.

Wat kunnen vrouwen zwak zijn! Wat zijn zij het vooral dan, als zij de zwakheden van het hart hebben verplaatst naar het hoofd! Want dan missen zij de eenige verschooning voor iedere zwakheid, als haar laatsten steun: de overmacht der liefde en hare kracht. —Die toestand was wellicht ééne van de overwegendste redenen geweest, die den Graaf bewogen hadden voor zich het bevel te vragen