Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

over de hulptroepen in de Nederlanden, en bij de goede redenen, die Elisabeth kon hebben hem zijn wensch toe te staan, zullen zeker die der hofkabaal, welke zijne verwijdering wenschte, minder gewicht in de schaal hebben gelegd, dan de verwijdering, die zij zelve voor hem voelde. Zij konden elkander missen, dat was voor beiden reeds genoeg, om de proef te nemen hoe ze de scheiding zonden dragen.

Toch had Leycester nog eene andere hoop gevestigd op zijne verwijdering uit Engeland, afzonderlijk van zijn smachten naar vrijheid en van alle plannen en wenschen zijner eerzucht: hij had gehoopt zijne echtgenoot met zich te voeren en in het buitenland de zoetheden van een echt te smaken, die hem in zijn vaderland zoo wreed wierden verbitterd. Maar ook de Koningin had dien wensch voorzien, en ook had zij gezorgd hem alle gelegenheden te benemen om dien te uiten, en toen hij dien ten laatste onverholen durfde uitspreken, had zij het hem toegezegd op eene voorwaarde, die zoo goed was als eene weigering. „Het was onvoorzichtig eene vrouw met zich te nemen in een land vol oorlog en oproer, en alleen, als de Graaf de Nederlanden in rust zou hebben gebracht en tot orde, zouden zij een voegzaam verblijf zijn voor zijne gemalin, die intusschen onder hare koninklijke bescherming veilig zoude zijn.” Dat was den Graaf eene diepere teleurstelling, eene meer smartelijke krenking, dan hem nog was aangedaan;—maar toen zijne herhaalde beden telkens koeler, telkens scherper werden afgewezen, moest hij berusten en zich met de schrale belofte vergenoegen, dat de Gravin volgen zoude zoodra de Koningin het mogelijk achtte. En wanneer zou zij mogelijk achten, wat zij met alle wenschen harer ziel en met alle macht der heerschappij had voorgenomen te verhoeden? Maar de jaloezie van Elisabeth dreef een nog wreeder spel. Bij de drukten en beslommeringen, die de toebereidsels tot zijn vertrek vooraf gingen, had Leycester nauwelijks eenige dagen kunnen geven aan een rustig samenzijn met de geliefde vrouw, en de Koningin had hem zóó plotseling opontboden, dat hij haar slechts een vluchtig vaarwel had kunnen toeroepen, om zijne kluisters aan het hof te gaan hernemen en tot op den laatsten dag toe te dragen. De Graaf bescheidde zijne echtgenoot te Dovers tot een minder gehaast afscheid voor zoo langen tijd, maar de Koningin besloot plotseling den luitenant-generaal harer troepen uit te leiden tot aan die