Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/190

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

reede vleien, Uwe lordschap te kennen of voor het minst van die kennis hunne vlijtige studie maken.”

»Ik ben hun dankbaar voor eene belangstelling, die mij vereert,” antwoordde Leycester, met den glimlach van het welgevallen.

De Kanselier was getroffen over de ledigheid, maar vooral over de ijdelheid van dit antwoord, — eene ijdelheid, die zijne natuurlijke scherpzinnigheid verleidde, en het nuttige mistrouwen jegens zich zelven en anderen in slaap wiegde, omdat zij zich gevleid voelde, — die hem een snellen blik gaf te werpen op het karakter van den Graaf, en het was dus meer met een droevigen, dan met een satyrieken glimp op het gelaat, dat hij verder zeide:

»Onder de Hollanders, die Uwe Excellentie nog niet kent, en die zich eene ernstige studie maken van uw persoon en uwe gesten, behoort ook de pensionaris van Rotterdam.”

»Ditmaal faalt uwe gave van te raden, heer Leoninus! Meester Johan van Oldenbarneveld ken ik bijzonder goed; hij behoorde immers tot het gezantschap, waarmede wij nog in Engeland hebben onderhandeld! en heb ik niet alle die heeren gezamenlijk met onderscheiding ontvangen, en ben hunnerzijds van hunne goede gezindheid en heusche genegenheid wel verzekerd geworden, en bovenal bleek het, dat de heere Barneveld de bondgenootschap der Koningin vurig begeerde voor zijn land; was dat niet zoo, Mylord North?”

»Zoo scheen het voor het minst, Mylord Graaf!” sprak North voorzichtig.

»Neen, zoo was het in waarheid,” bevestigde de Kanselier, »en toch is het door hem, Graaf! dat een maatregel is voorgesteld en doorgedreven geworden, dien gij nog in Engeland als eene zware krenking hebt opgevat.”

»Het stadhouderschap van Holland en Zeeland,… de titel van Prins aan Graaf Maurits toegestaan…?” vroeg Leycester haastig.

»Zoo is het, genadige Heer! de meerderheid heeft het noodig gekeurd; de pensionaris van Rotterdam heeft die meerderheid gewonnen!”

»Zou die man mijn vijand zijn?” vroeg de Graaf, met eenige verwondering.