Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/206

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Philip Sidney, die ook dit gemis gevoelde, kon het aanvullen uit de schatten eener rijke ziel, eener reine en krachtige verbeelding, uit een warm hart, dat met vurigheid voelde, en met een helder verstand, dat ook hier het koren wist te scheiden van het kaf, en der zaak wist terug te geven, wat een onhandige pleitbezorger haar ontnam; maar hoe menigen waren er, die het gemis onbestemd voelden in de ledigheid van ziel en in de verkilling van het hart, en die het niet konden aanvullen als hij!

Maar wie zich ook gesticht had gevoeld, of wie niet, Martina, de echtgenoote van den Burggraaf, trad nog meer mismoedig de deur der hofkapel uit, dan zij die was binnengekomen. Al die vreemde aanzienlijke menschen hadden haar als anderen in ’t eerst afgeleid, en de verstrooiing op de meeste gezichten, had machtig op hare eigene ontstemming gewerkt. Een blik op hare stadgenooten, wien het was aan te zien, dat de gebaren en houding van Leycester en de zijnen hunne belangstelling meer gaande hielden, dan die van den voorganger bij den eeredienst, was niet geschikt om beter op hare stichting te werken; en het woord van den spreker;… men begrijpt wat het voor haar kon zijn; en zeker, een leeraar meer bezield door het gewijde zijner taak, en die daarvan een juister begrip had, zou eene zware worsteling gehad hebben tegen zoovele uiterlijke hindernissen, als de werking van het goede woord hier zou hebben tegengestaan. Hoe het zij; toen de arme beklemde, met gebogen hoofd en langzamen tred zich voortsleepte aan den arm van haar echtgenoot, was het haar aan te zien, dat, zoo zij vermoeid en beladen was binnengegaan, en met meerdere behoeften en reiner doel dan menige andere, zij minder dan eenig ander het doel harer komst had bereikt.

Ik mag wel lijden, dat de ondervinding van ieder Christen mij hier tegenspreekt, en die zielstemming na zulk eene plechtigheid acht, een onbestaanbaar zielkundig verschijnsel te zijn, en de Heer geve, dat geen enkele die ondervinding hierna ooit moge maken bij zich zelve! Wie daartegen het waken mogelijk is, wake! in plaats van zich te ergeren aan mijne voorstelling, en denke liever in, dat de belofte: »Waar twee of drie samen zijn in Mijnen naam, daar ben Ik met hen,” niet gelden kan van iedere plaats, waar gedoopten in Zijnen naam het »Heere! Heere!” uitroepen, zonder dat innig geloof, vurige liefde en blijde hope de harten bezielt; —