Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/233

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

heden twisten ontstonden, die bij de edellieden door dolk of degen, bij de laaggeborenen door vuist- of mesgevecht werden beslist, en dikwijls op de plaats zelve en op het eigen oogenblik, waarin ze ontstonden.

Nu echter heerschte er zóó goede eendracht en overeenstemming, dat, toen Essex, die bezig was eenigen zijner vrienden te onthalen op de vindingen zijner ruwe en bijtende scherts, op éénmaal de hand uitstrekte naar de poort tegenover de hoftrap, en zich zelven in de rede viel met den uitroep: »Bij alle heiligen en duivels! wat nadert ons dáár?” zich alle die hoofden eenparig heenwendden naar die zijde, en alle monden gelijkelijk één zelfden kreet van onwil aanhieven. De groep, die naderde, was in waarheid merkwaardig als scherp contrast, dat zij daarstelde met den bonten en woeligen kring, waarin zij binnentrad. Het waren statige mannen, die met strakken ernst en stroeve wichtigheid op de effene trekken, met langzame, afgemeten treden, het binnenplein opkwamen, waar zooveel gejoel en gedraaf hunne deftigheid als bespotte.

»Bij mijne zonden! aan het hoofd van dit fraaie gezelschap zie ik een vreeselijk gezicht. Het gelaat van den godzaligen man, Libertus Fraxinus, Calvinistisch prediker, die gisteren den dienst heeft verricht in de kapel, tot groote stichting van Mylord, en tot groote verveling van allen, die ex officio moesten tegenwoordig zijn. Die daar met hem zijn, mogen wel zijne ambtsbroeders wezen uit deze nobele stad, waarmede hij komt aanrukken. Een fraai ding; of we daarbinnen al niet kwezels te over hebben. Old Nick moge ze halen! dezen hier komen zeker hindernis brengen in onzen wandelrit, daar wij ons recreatie van beloven,” had Essex vervolgd.

»Zouden die komen om gehoor bij Mylord?” vroeg de jonge baron West, een aangehuwde neef van Leycester.

»Niets geringers zal het zijn, dat deze Christelijke schare in beweging brengt; maar ’t is te onchristelijk, jongelieden, die gisteren al dank-, vast- en bededag gehouden hebben, op heden van nieuws aan penitentie op te leggen. Mij dunkt: wij hebben genoeg aan één Sabbat in de week,” hervatte de jonge Graaf.

»A Fraxino libera nos!” lachte sir Walter Waller.

»Meent gij dan, dat de Graaf zich door zulke Puriteinsche aangezichten zal laten afhouden van zijn plan?” vroeg West.