Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/443

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ners. Schande voor hen, zoo ik onrecht had! Schade voor hen, zoo zij mogen het verantwoorden!'

»Uwe lordschap heeft daarmede in eene dringende behoefte voorzien. Grave is eene vesting van considerabel belang,” sprak Sidney.

»En wat aanbelangt Amsterdam, Uwe Excellentie heeft sterkere macht, om dat te dwingen, dan die in wapenen bestaat.”

»Zoo heb ik het ook geoordeeld, heer Kanselier! schoon het mij vreemd dunkt, dat gij daarop komt. Het beste deel van het volk ook in deze stad, de vrome en stemmige burgerij houdt mijne zijde en is mijn persoon wel genegen, verwachtende als ze mogen, en ik met Gods hulp volbrengen zal, van mij den besten steun en hulp voor de religie. Dit is mijne zekerste borstwering tegen de kwade praktijken en de valsche opvattingen der grooten; maar, opdat ook die burgers niet verkeerde opinie van mij krijgen, door die vreemde handelingen der Koningin met Spanje, is het nut en noodig, dat zij haastelijk en door welgeachte stemmen van het tegendeel worden ingelicht.”

»De leeraren van de Gereformeerde Kerk zijn ijverig tot den dienst van Uwe Excellentie,” begon de Burggraaf.

»’t Is ook aan hen, dat ik die taak wenschte te defereeren,” hernam de Graaf; »meester Daniël! waar is de eerwaarde Libertus Fraxinus te dezer stede gehuisvest?”

»Bij een zijner ambtsbroeders, Mylord!”

»Gij zult hem morgen zien, en bespreek met hem dit punt; gij kent mijne intentie?”

»Ik heb die volkomen gevat, Mylord!” hernam Daniël met eene buiging, »en hoop Uwe lordschap daarin met goed gevolg te kunnen dienen; ik bid echter Uwe Excellentie nu ook op een maatregel te denken voor hare persoonlijke veiligheid, dat is van dringende haast.”

De Graaf, zonder te antwoorden, richtte het woord tot Sidney:

»Daar diende wel iemand naar den Hage gezonden te worden, om sir Thomas Heneadje van dit alles te onderrichten, en over den vredehandel illucidaties te vragen; sinds ik Willoughby naar Denemarken zond, en mijn secretaris Aty nog niet uit Engeland terug is, heb ik niemand. Wien denkt ge, dat ik daarvoor zou kunnen nemen, sir!”

»Indien Uwe lordschap daartoe een Hollandsch heer gebruikte,