Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/444

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

meester Paulus Buis bij voorbeeld,” hernam Sidney; »de scherpe en oprechte afkeer, dien Uwe lordschap heeft van de ontwerpen der Koningin, zoude daardoor te meer helder in »t licht komen, en men kan onder de hooge heeren van deze landen geen blijk geven van meer opene trouw!” en tegelijk zag hij met een glimp van scherpheid en schalkheid op den Burggraaf, die kleurde en zich de lip verbeet.

»En te eer, sinds die heer bij Heneadje wel bekend is als een oprecht volger der Koningin en der Engelsche natie,” sprak de Graaf.

»En door het volk gekend als een vinnig tegenstander van Spanje en Frankrijk,” voegde Leoninus er bij.

»Zekerlijk, mijn Philip! gij hebt daar beslist als een Salomo! Wat zegt gij daartoe, meester Daniël?” vroeg hij met goedheid, zich tot dezen keerende. »Gij ook kent meester Buis, ik wete, gij houdt goede vriendschap met hem.”

»Mijn Graaf! zoo is »t, en al ware dit niet, nooit zou ik mij onderstaan, ietwat tegen te spreken, dat zoo helder een hoofd, als mijn heere Sidney heeft aangeprezen en Uwer lordschap’s goedkeuring heeft gewonnen; alleen zou ik oordeelen, dat een heer als meester Buis, te Utrecht zóó geliefd en van zóóveel invloed, aldaar Uwe genade van hooge en treffelijke diensten kon zijn.”

Een scherper blik van Sidney en eene flikkering van minachting straften Daniël voor dit woord; hij scheen zelfs te willen spreken, doch Leycester antwoordde:

»Dat doet niet af! Te Utrecht weten wij vele goede en wel bekwame dienaren te vinden; te Utrecht zal het gansch anders zijn: dat ik reeds te Utrecht ware! hier is »t of mij de lucht drukt onder al die kooplieden.”

»Zeker omdat het kooplieden zijn; alleen laat Uwe lordschap daar niet aan denken, terwijl zij zich nog onder hen bevindt.”

»Als zij het slechts niet te veel indachtig zijn,” hernam Daniël.

»Mylord! mijne trouw trotseert Uwer lordschap’s toorne met de herinnering, dat u gevaar zou kunnen dreigen op het stadhuis, en dat Uwe Excellentie niet willens schijnt daarin te voorzien.”

»En de tijd, om ons derwaarts te begeven, vast nadert,” hernam Leycester met een rustigen blik. »Arthur! ga eens zien of voor »t minst de gentlemen van mijne kleedkamer hier gehuisvest