Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/445

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zijn! Het zou onhoffelijk wezen, voor die heeren, al zijn het dan maar handelsluiden, niet een feestgewaad ten beste te hebben bij een banket.'

»O, een harnas, Mylord! een harnas!” bad de Burggraaf.

»Zijt gij dol, meester Daniël! in »t ijzer geperst aan een maaltijd? Voor welke barbaren mocht men ons Engelschen aanzien, dat doet zelfs de Orlando van uw Ariosto niet, is het wel, neef?”

»Ik herinner mij niet, dat Orlando zich in een toestand hebbe bevonden, aan dien van Uwe Excellentie gelijk,” hernam Sidney zonder den opgeruimden glimlach; »en een weinig fijn staal onder fluweel vermomd, is een lichte last en eene goede voorzorg.”

»’t Is niet met een harnas, dat Mylord zich veiligen zal,” riep nu Arthur, »en zoo Mylord luisteren wilde naar wat doctor Julio zeide…”

»Doctor Julio!” en Leycester’s voorhoofd werd somber. »En wat zeide doctor Julio dan, knaap? eens voor goed, spreek het uit! Dit gansche uur zie ik, dat u iets in de keel steekt, zeg op!”

En de knaap deelde mede, wat wij weten.

Leycester’s trekken waren strak geworden onder het toeluisteren.

»Wat dunkt u hiervan, mijne heeren?” vroeg hij, in het rond ziende.

»Doctor Julio is van de lieden, die zelve veel kwaads gedaan hebbende, weinig goeds wachten van anderen, en naar eigen aard anderer gemoed afmeten,” sprak Sidney.

»Als die persoon van zulken aard is, zou ik van hem zelven licht eenig vileijn plan vreezen, daaraf deze waarschuwing de mom is,” zeide Leoninus.

»Neen, Kanselier! van zijne trouw te mijwaart ben ik zeker!”

»Ik niet minder, Mylord!” hernam Sidney, »en toch geloove ik dat Uwe genade niets hechten moet aan zijne waarschuwing.”

»Vergiftigingen zijn snelle en geheime middelen, die in onzen tijd niet zeldzaam gebruikt worden,” sprak Leycester, »ik vrees ze veelmalen voor de Koningin.”

»Ik vrees ze niet van de Hollanders,” hernam Sidney. »Om oprecht te zijn, dat er ontevredenheid heerscht en spanning hier te Amsterdam is te merkbaar, om het Uwe lordschap te verheelen, maar ik stel mij, uit den aard der Hollanders oordeelende,