Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/449

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wat naijverig waren op het vertrouwen van den Graaf, en »t hield er wat aan, eer ze hem dus wilden toelaten. »t Zou zeker tot een heftiger dispuut zijn gekomen, dan enkel van woorden; — want de Engelschman ook was vurig, — zoo ik de mijnen niet bevolen had, toe te geven, hopende langs dezen weg lichter achter Leycester’s plannen te komen, dan door hem ganschelijk geene communicatie te laten met de zijnen. En »t bleek van goed nut te zijn; want in stede van North en de mannen van wapenen met zich te houden als wel zijn recht kon zijn, heeft hij ze van zich gezonden de stad weer in, en ook Kiligrew met de lieden van monsieur Sidney, heeft zich in haast verwijderd, zekerlijk met bevelen van zijn meester, die gansch wat anders ten doel mogen hebben dan de veiliging van zijn persoon, en ik juiche mij zelf toe, dat ik een vond heb bedacht, die ons toelaat, den beer den muilband aan te leggen, zoo haast wij willen. Wil de Graaf meester zijn van de stad, wij zijn »t al vast van zijn persoon, en hebben niets meer noodig om dwang met dwang te keeren!'

»Nu »t gebleken is, dat ons achterdenken goeden grond had, pijnt het mij minder, dat wij ons tegen Mylord Leycester verzekerd hebben,” sprak Bicker, »daar ik anders noode mijn consent toe gaf.”

»Met meer schuchterheid van consciëntie, dan ik van zóó helder een hoofd zou gewacht hebben,” sprak schepen Hooft.

»Wat is onze naaste plicht? Onze vrijheid te salveeren en onze stad! De Graaf is gebleken een heer te zijn, die den koopmansstand klein acht, en de eischen tot vordering van handel en zeevaart niet kent, en niet gezind schijnt, die krachtig vóór te staan. Wat zou hij van Amsterdam maken, zoo dat in zijn absoluut geweld kwame? En daartoe, de Koningin is bezig pays te maken met onzen ouden erfvijand van Spanje. Een van tweeën nu is er waar: of de Graaf heult met zijne vorstin, en mag alzoo mede begrepen zijn in dien handel, en licht gezind zich van Amsterdam te verzekeren, welks instemming in dien bond hij niet te hopen heeft: of de Graaf is daarbuiten, en dan zien wij, wat zwakken steun wij hebben aan »t Engelsch bondgenootschap, en hoe de Koningin den Grave alzoo luttel acht, als zij hem weinig bijstand geeft. Altijd is »t zaak, dat de stad ons blijft. Wij hebben van don Jan en Anjou geleerd, hoe vreemden licht verraad brou-