Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gaande en zich de tweede plaats getroostende zijn leven lang. Het is waarschijnlijk, dat hij over Leycester dezelfde gevoelens koesterde en naar dezelfde beginselen dacht te handelen als de zoon van Oranje; maar het is zeker, dat zijn welkomstgroet de meest oprechte kon zijn, dat voor hem van den komende niet te wachten was, indringen in zijne rechten en overmeesteren van zijn gezag, en hij niet te vreezen had dat men hem stellen zoude als perk en dam tegen diens ontwerpen en eerzucht.

En nu, nu wij de merkwaardigsten onder de groote heeren zoowat hebben genoemd, zien wij op het volk; wij zullen er meer beweging vinden en meer leven, gelijk het volk zich vrijer uit, en minder verbergt, en luider toejuicht, of scheller afkeurt, dan de behoedzame grooten. Onder het volk begrijpen wij niet die leegloopende, verarmde, verlaagde massa’s, die tot niets zijn geschikt dan tot schreeuwen en uitspatten, tot bedelen of tot muiten; maar als wij spreken van het volk van Nederland, dan verstaan wij daaronder de burgerij, die nijvere, nutte, eerzame kaste der samenleving, die zóóveel stille en kalme deugden pleegt, voor zóóveel reine vroomheid plaats heeft in een eenvoudig hart, zóóveel gezond oordeel in een ongeletterd brein, zóóveel juiste waardeering van hun eigenbelang onder zoovele vooroordeelen eener belemmerde ontwikkeling; dat volk, dat leeft van zijne handen en van zijne vlijt, en dat nooit behoeft te vragen en nog altijd iets kan geven. Dit volk nu juichte toe, juichte Leycester toe met alle macht en met de oprechtheid des harten, die zonder bijgedachte was. Dit volk nu heette hem welkom als den verlosser en redder uit de benauwdheden des oorlogs en de wanorden der wetteloosheid; dit volk geloofde in waarheid te dier ure, dat er geen heil kon zijn voor het vaderland, dan bij de hulp van een vreemden heldenarm, en dat er geene betere en geene minder verdachte hulp te wachten was dan uit de hand der Koningin van Engeland, der vrome voorvechtster van het protestantismus! Want dit volk had reeds bloedige strijden gestreden voor de zaak van het geloof; dit volk had moordschavotten en brandstapels onder zich zien oprichten door het katholicismus; dit volk had reeds de bange dagen vanGranvelle en Alba doorgeleefd; het had zich nu reeds zóóveel jaren lang laten martelen en teisteren voor de vrijheid van geweten, dat kinderen, die geboren waren in het eerste tijdpunt der verdrukking, vaders en grootvaders waren geworden, zonder de