Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en om morgen van vroomheid eene openlijke proef af te leggen, moeten wij ons heden oefenen op ruste.”

Hij sprak die woorden luid; zelfs de omringende personen verbleekten op dit woord, en de hofmeester trad snel terug, op de wijze als wilde hij niet gehoord hebben.

Het was zeker een hard woord en een vermetel, en een scherper tevens dan de waarheid het verdiende.

De Graaf van Leycester had zich voorgesteld, den volgenden dag, dat een Zondag was, te vieren door een plechtig en openlijk gebruik van het Avondmaal des Heeren, en hij wilde dezen voorafgaanden dag gewijd hebben aan de ruste der voorbereiding, en hij wilde die ruste gehouden zien met strengheid door zijne omringenden, gelijk hij zelf zich daartoe gansch had gezet.

Wij weten niet, of dat reeds in Engeland eene instelling was van zijn huis, al mocht het er geene zijn van zijne Kerk; maar was hij in zijne huiselijke gewoonten bepaald en beheerscht geweest door den wil eener grillige en ijdele Koningin, die tot in het kleinste toe tyrannisch op hem drukte; — hier was hem dit juk van de schouders genomen; hier was hij vrij; hier was hij meester; hier was hij vorst; — en hier zou hij de godsdienstige vormen in acht nemen, die hem lief waren geworden, en die hij achtte die te wezen, waarmede men behoorde God te dienen.

En Essex’s woord gispte vermomd die uiterlijke strengheid van vormen als gemaaktheid, als huichelarij.

Wij hebben haast, die verdenking van den Graaf af te weren, omdat hij zonder dat wel genoeg zwakheden heeft en gebreken, om hem voor het minst niet die toe te dichten, waarvan een eerlijk en onpartijdig onderzoek hem mag vrijspreken, en het is ons vooral noodig, helderheid te hebben op dit punt, omdat van dáár af vele zijner handelingen moeten beschouwd worden, omdat door vele zijner tijdgenooten als menige zijner beoordeelaars de gestrengheid hem is toegerekend geworden als eene nieuwe ondeugd, in Holland aangenomen en om der wille der Nederlanders geoefend. Het is zeker, dat zij in Holland het allermeest is in het licht gevallen, en hoe zou dat ook niet zijn: hij was gekomen onder een volk, dat een bloedigen strijd had gestreden voor de godsdienst-voorrechten, dat dien kamp nog aanhield onder een vast geloof aan de goedkeuring, aan den bijstand van God zelf; hij was gekomen om deel te nemen aan