Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/109

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dáár gansch niet veracht!” sprak de Kanselier met een glimlach; daarop bleef hij Gideon ernstig aanzien, schudde zacht het hoofd, en scheen zich in nadenken te verdiepen.

»En nu, om Gods wil! uw eindbesluit?” bad Gideon, vermoeid van onzekerheid.

»Wel dan, mijn zoon! ik heb een uitweg gevonden. Wegende aan de eene zijde de begeerte van een vriend, wiens geest ik gesmeekt heb, dat mij voorlichten mocht in deze moeilijke lage, en die de samenvoeging van zijne namaagschap met mijn bloed als onwrikbaren grondslag had gesteld voor zijn uitersten wil; — aan de andere zijde, het inconvenient der geloofskwestie, dat niet is weg te nemen, en daarin niet is te rechten, zonder alle partijen

onrecht te doen, bij eene haastige decisie, heb ik uitgedacht, dat aan den loop der tijden over te laten, en ter zijde stellende mijn eigen wederzin, dien mijner echtgenoot, mijne teloorgestelde hoop, dat gij een groot rechtsgeleerde zoudt zijn, geve ik u vrijheid uwe verkiezing te volgen, en u te begeven tot den predikdienst, mits u onthoudende van het kiezen eener vaste standplaats een jaar lang, intusschen frequenteerende de andere leeraren en kerkdienaren als uwe broederen, en u begevende in het midden hunner consistoriën, als zij u dat mochten toestaan…”

»En Ivonnette?” vroeg Gideon.

»Kunt gij beschouwen als uwe verloofde en aanstaande bruid.” De jonge man wilde zich met verrukking in zijne armen werpen. »Met dien verstande,” hernam de Kanselier, zijne hartstochtelijkheid matigend, »dat gij met elkander kunt spreken en omgaan op zulke wijze, zonder dat Ivonne nog in ’t minste over geloofspunten worde gemoeid, zullende alleen het naaste jaar bepalen, wat zij daarin dient te doen om uwe vrouw te wezen.”

»Eene vraag, lieve heer doctor! Zult gij Ivonne verhinderen, bij mij ter kerke te gaan, als het gebeuren mocht dat ik te Utrecht preekte.”

»Dat kan niet zijn, dan aan ’t eind van uw proeftijd; daarbij, gij zoudt dat nooit op vrouwe Barbara verwinnen. Gelukkig nu, dat zij niet te huis is! Het zal wat moeite inhebben, om haar aan uwe nieuwe gestalte te wennen; maar jonge man! meen niet, dat ik zooveel toegeef, als het schijn heeft! Ik weet, dat gij niet past voor den Gereformeerden kerkedienst, zooals die nu is geconstitueerd, noch voor hare voorstanders en dienaren, zooals