Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/120

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vermoeid voelde, en liefst nog wat zwijgens wenschte voor zich, de anderen vrijlatende in hunne samensprekingen; daarmede wierp hij zich in zijn armstoel, en staarde met duisteren blik in het rond.

Dit binnenkomen van Leycester en zijne blijkbare ontstemming stoorde gesprekken, die het anders niet aan leven en vuur had ontbroken. De jonge Graaf Essex vooral scheen in de vroolijkste luim van de wereld; hij had geschertst, gedarteld, geschermutseld met allen, en zoo haast had hij niet sir Thomas Sherley den kring zien binnentreden, of hij had zich van hem meester gemaakt, en met drift gevraagd naar allerlei nieuws uit Engeland, waaraan de edelman met gevallige hoffelijkheid had voldaan.

»En nu nog iets!” fluisterde hij. »Heeft Walter Raleigh u mijne commissie overgebracht en hebt ge daaraan voldaan?”

»Ja, Mylord!” antwoordde Sherley glimlachend. »Die gewichtige opdracht is niet vergeten geworden. Ik heb ze met mij gebracht, en nog dezen avond zal ik Uwe lordschap het kistje doen toekomen. Niet wetende, tot welk einde ze dienen moesten, heb ik alleen daarop uw naamcijfer laten borduren, zonder wapen…”

»Dus niet de gravenkroon?” knorde Essex, wat teleurgesteld.

»Neen, Mylord! maar een guirlande van gouddraad en kleine strooipeerlen daaromheen, wel konstelijk en heerlijk om te zien; ze zijn bijna gelijk aan die, welke Lord Burleigh voor de Koningin uit Parijs ontboden heeft.”

»Sir Thomas! wat geheimen verhandelt ge met Lord Robert?” riep nu Leycester, naar beiden heen ziende en ze tot zich wenkende.

»O, Mylord! geene staatkunde in ’t geheel,” antwoordde deze, verlegen glimlachende; niet wetende of de jonge Lord zijn geheim wilde bewaard zien.

»Niet met al en in geen opzicht Uwer lordschap’s aandacht waardig!” hernam Essex, Sherley toewenkende; »het onschuldigste ter wereld!” ziende dat Leycesters blik nog strakker werd.

»Het onschuldigste ter wereld kan men luid spreken, Mylord mijn zoon! ik begeer het onderwerp van uw gesprek te weten.”

»De onweerswolk bedreigde Essex,” fluisterden de hovelingen onder elkander.

»Nu dan, Mylord!” antwoordde de jonge man besloten. »Uwe genade heeft mij niet op de pijnbank te brengen, om dat groote geheim te vernemen. Ik vroeg Sherley naar een paar geparfu-