Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/123

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gehouden, schoon sir Thomas Sherley, fijne diplomaat als hij is, daarop geen ja zegt.”

»En welk dan, Graaf Robert?” vroeg Leycester, die van Essex juist op geen goeds was verdacht.

»People say,” hernam Essex, hem veelbeduidend aanziende: »dat mylady Leycester zich toerust tot den overtocht naar Holland; kan daar waarheid in zijn, genadige heer?”

Leycester kleurde sterk; maar wij weten niet, of het was van verrassing of van ontevredenheid. Zeker is het, dat hij met een onontcijferbare uitdrukking in ’t gelaat, sir Thomas tot zich wenkte, en van hem bevestiging vroeg van Essex’s beweren.

Sherley was blijkbaar in hooge verlegenheid met het antwoord; eindelijk hervatte hij zich en sprak:

»Mylord! mijn Graaf! Uwe genade geloove toch niet, dat ik het ben, die deze nieuwstijding verspreidde; de gentlemen hier hebben ze uit hunne brieven uit Londen, en dat ze daar omgaat, is zeker, Mylord! wel al te zeker; want men spreekt van zóó groote toebereidselen, als welke wel niet in ’t heimelijk zouden kunnen geschieden. Er wordt gesproken van groote bestellingen van rijke stoffen en gewaden, uitnemende meubelen, draagkoetsen, gevoerd met zilverstof en fluweel, zijden zadels, en zelfs van eene koets! In een woord, van alles wat tot de toerusting eener prinselijke vrouwe zoude behooren, bij eene groote reis.”

Leycester’s wenkbrauwen fronsden zich; hij beet zich de lippen, als kostte het hem zelfbeheersching, niet aan eene opwelling van drift toe te geven.

»Toebereidselen voor eene reize, sir! bewijzen nog niets voor eenen overtocht naar Holland. Ik bezit eigendommen genoeg in alle oorden van Engeland, dat mijne gemalin niet noodig heeft naar het vasteland te komen, als het haar gelust van plaats te verwisselen; maar, voorzeker! de Gravin zou grootelijks handelen tegen mijn wil en verlangen, zoo zij, voor welke reize dan ook, zóó groote toebereidselen maakte, daar ik veeleer verordend heb dat de omslag mijner huishouding in Engeland zou worden ingekort: Holland zal mij zonder dat wel arm maken!”

»Ook ontkent Thomas Duddeley het ernstig; maar het gerucht gaat zijn weg, en formeert hare ladyschap een hofstoet van juffers en edelvrouwen, om Hare genade te verzellen, prachtiger en rijker dan die der Koningin zelve.”