Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en openlijk te vieren, getuigt van meer onafhankelijkheid van geest dan men hem wellicht heeft toegekend, en tegelijk, hoe vast hij zich op het punt van rechtgeloovigheid in het gevoelen van het volk gevestigd wist. Intusschen heeft hij den patroon der ridderen van den Kouseband doen voorstellen als een ridder, en niet als een heilige; maar toch, in een tijd, waarin men alleen uit afschuw van alles, wat »naar ’t pausdom smaakte,” sommige heerlijke Christen-feesten, tot den plechtigen gedenkdag van »s Heeren dood toe, had afgeschaft, was toch altijd het opluisteren van een St. Jorisdag eene gewaagde daad; toch zien wij niet, dat zij iemand ergernis heeft gegeven, maar zeker is het te onderstellen, dat Utrecht op dien dag, bij de plechtstatige omgangen der ridders, onder de lustige volksspelen, die er verordend waren, onder het jubelgelui der klokken, onder het uitdosschen der huizen en straten met frissche festoenen en bogen, ter eere van den ridderpatroon eene wijle als haar vroeger Roomsch feestgebaar hebbe hernomen, zeker tot innige blijdschap of weemoedige herinnering van menig Katholiek, of wie het heimelijk gebleven was in het harte. De feest viering van St. Joris placht, bij hare instelling in Engeland, aan te vangen met eene Hoogmis in de Windsor-kapel. Onder Elisabeth hadden de vormen harer bisschoppelijke kerk nog veel van den glans behouden, die bij de vormen der ridderschap pasten, en Leycester ook liet te dezer gelegenheid den Episcopalen geestelijke van zijn gevolg, doctor Knewstubs, den dienst verrichten in de Domkerk, als men gewoon was in de Windsor-kapel. En hoe goed voegde zich die middeleeuwsche plechtigheid onder die middeleeuwsche bogen! Hoe goed pasten die draperieën van purper fluweel, dat schitterend troongestoelte, opgericht voor eene koningin, tusschen die gothische pijlerdreven, en bij die kunstwerken in steen, de tomben van bisschoppen en keizers! Hoe statig klonk die bisschoppelijke ritus door een koorgewelf, dat opgebouwd was om te Deum's te weergalmen! Hoe eigen viel de vermaning tot riddereer en ridderplicht in een gebouw, waar de zinrijke wapenen der edelen en dapperen zich vertegenwoordigd zagen, voor het oog, tot op de rijkgeschilderde kerkramen toe! O zeker! zoo Philip Sidney en Martina onder het gejoel een blik hebben kunnen wisselen, dan heeft hij haar gevraagd, of het niet een schoone tijd was, die der ridderen, vol poésie en action, en vol hooge eerliefde! Een tijd, waarin hij haar openlijk had kun-