Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/180

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

immers den borg onzer gerechtigheid bij God! Dat geloove helpt het belast gemoed opbeuren; daarmede heb ik uw heer zoon getroost en opgericht, die al zwaarder en zwaarder was bukkende onder zonden, daaronder er vele gansch denkbeeldige waren. Zoo zijn vele van zijne bangste spookgestalten weggevaren. Alleen er zijn nog enkele fantasiën, die hem soms door het hoofd woelen, en daaronder eene…, die wel was weg te nemen, zoo ’t Uwe lordschap behaagde.”

»Spreek slechts, hoe?”

»De wil Uwer lordschap heeft de jonkvrouw, die hij liefhad, plotseling gemaakt tot de bruid van een ander! Naar Uwen lordschap’s bevel is het hem aangekondigd door den leeraar Modet, en de uitwerking was vreeselijk.”

»Dwaasheid van Roger! Het kind zou toch nimmer zijne minne beantwoord hebben.”

»Dat is het juist, Mylord! waarvan Douglas nog niet is overtuigd. Schuchter als hij is, heeft hij zich nooit aan haar verklaard; in kloosterlijke terughouding opgevoed, heeft zij hem nooit willen aanhooren. Die onzekerheid martelt hem meer dan iets anders. Ik zie de kans, hem te doen berusten in de hardste waarheid, maar niet de kans, hem te genezen, zoo die wond door zulken twijfel kan worden opgereten. Zich eenmaal uit te spreken en een beslissend antwoord te hebben, is, wat hem zekerlijk goed zoude zijn; alleen Uwe lordschap heeft niet gewild, dat men de jonkvrouw bewoge, hierheen te komen.”

»Neen! neen! zeker niet!” riep Leycester. »Vrouwen-zinnen zijn zoo wuft! Zoo zij eens het tegendeel sprak van wat wij wilden, — of — Reingoud, — hij is eergierig; — mocht het haar influisteren. Neen! neen! Het is mijn vaste wil: die twee mogen elkander niet wederzien, voordat er een huwelijk tusschen beiden staat. De kleine baron van Denbigh is een zwak kind, en zoo die kwam te vallen, heb ik een huwelijksontwerp voor hem.”

»Mylord!” hernam Gideon. »Zoo Uwe lordschap mij niet het recht had gegeven, tot u te spreken als tot den Christen en den vader, zoo zweeg ik nu; want hier hoore ik alleen den prinselijken edelman, die het toeval der geboorte het meerdere acht boven de stem van het bloed. Doorluchtige heer! Neem toch dit woord van mij aan! Wat zoo wonderlijke leidinge des Heeren zou hebben te zamen gevoegd, mag de trots der menschen niet scheiden.