Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Zoo de jonkvrouw, zonder inwerking van vreemde baatzucht, bekent, Roger Douglas te minnen en voor bruidegom te kiezen; — zoo zij te brengen is, als men zegt, hope te hebben, tot de Hervormde Kerke, maak dan Roger Douglas, die nog weinig voorrechten des levens heeft gekend, voor ’t minst tot een gelukkig echtgenoot, en schei die twee niet! Spreekt haar mond een ander oordeel, dan… dan heeft deze verbintenis niet moeten wezen: der vrouwenhart is niet te dwingen!” En hij verkropte een zucht.

»Gij zoudt u op zulker manier eene goede zaak maken met hopman Leoninus, die men zegt, dat groote teerheid heeft voor zijne bruid.”

»Ik ken Elias. Hij zou terugtreden, waar hij niet de beminde was.”

»Zooveel te erger. Dan wil ik niet, dat het er op gewaagd zij! Als dien zijne ziele aanbetrouwd is, bevele ik u, geen zulke proeve met Douglas te wagen!”

»Sinds de vader van Roger het kan eischen, zal de onderdaan Mylord Leycester gehoorzamen!” zeide Gideon.

Er heerschte eene wijle een stilzwijgen. Leycester verbrak het door te vragen:

»Hij noemt zich dus niet meer Kaïn?”

»Sinds Uwe Excellentie heeft toegestaan, dat de Lord Essex” — bij het noemen van dien naam trilde Gideon’s stem een weinig — »zich aan hem vertoonde in vrijheid, en hem toesprak met wat blijgeestige woorden, is dat gansch voorbijgegaan.”

»Nu wij van Essex spreken: gij zoudt niet kwalijk doen, met u wat te bemoeien omtrent zijne bekeering; de jonge wildzang heeft het noodig. Ik zou lust hebben, hem een tijdlang op te sluiten, en geen verkeer toe te staan, dan het uwe, om tot dat nobele doel te komen!”

»Ik betwijfel, of Uwe Excellentie het dus zoude bereiken! Alleen ik geloof het middel te kennen, om den jongen edelman te veiligen tegen de uitspattingen van een hartstochtelijken aard.”

»In trouwe? Zeg mij dat middel! Het wordt hoog tijd, het aan te wenden!”

»Zoo men den Graaf uithuwde, op eene wijze, die zijn levensgeluk verzekerde!” sprak Gideon zeer bleek, doch met vastheid.

Leycester zag hem aan met een verwonderden blik.

»Gij wilt Essex uithuwen; en aan wie? Ik zie hier in Holland voor hem geene vrouw!”