Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/206

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

'Hebben ze nu ook sir Philip vreemdeling genoemd?”

»Ah! ja! gij weet dat nog niet. Dezen middag besogneerende met Kiligrew en den Kanselier, is ingekomen eene supplicatie van den Graaf van Hohenlo en de andere voorname heeren van ’t leger, dat wel het stoutste en meest rebellische schrift is, dat mij hier nog onder de oogen is gekomen. Die heeren zijn geïndigneerd, dat ik het kolonelschap aan Sidney gegeven heb. Kon ik een heer als Sidney laten dienen in lageren rang? Heeft hij niet reeds treffelijke diensten bewezen aan deze landen? En gefrustreerd zijnde in ’t stadhouderschap van Zeeland, — dat zij aan Maurits gegeven hebben, schoon het te mijner beschikking had moeten zijn, — moest hij niet met ietwat geloond worden? Wat weet ik van hun moed en hunne ervarenheid, om ze onbekend te betrouwen tot zoo gewichtig een ambt? Is ’t geval met van Hemert mij geene droeve les geweest, licht profetie, wat er van de Nederlandsche heeren te wachten is? — Somma! ’t Geschrift van Hohenlo zou wel seditieus kunnen heeten. Hij eischt bezoldiging voor ruiteren en knechten, onder verheelde bedreiging van muiterij! Gods! Christus! de rascals! En ze weten, hoe ik door allerlei malicieuse praktijken hier, en verwaarloozing der Koningin ginder, zonder gereede penningen zit! Ik heb geen zes pond in mijne beurs.”

»Mylord! mijn nobele heer! wil niet vertwijfelen! Wij zullen u spoedig aan geld helpen.”

»Nu ja, my Reygolt! het is ook, om daarover te spreken, dat ik hier ben.”

»Één wenk, en uw dienaar ware aan uwe voeten geijld!”

»Dat was mijne intentie niet. Ik wilde u bezoeken; Elisabeth zelve bezoekt hare begunstigde dienaren van tijd tot tijd! En die eere kan soms duur genoeg zijn. Hare ontvangst en verblijf te Kenilworth heeft mij een jaar mijner inkomsten gekost. Schrik niet, Reingoud! ik zal niets in dien smaak vorderen van u! En allerminst, sinds ik bespeur, dat uwe woning nauwelijks de comforts aanbiedt voor een vilain! In trouwe, amico! hier heerscht Puriteinsche eenvoud! Gebreekt het u aan fortuin, of aan lust tot wat beters?”

Reingoud zweeg een oogenblik, en bracht even de hand aan het voorhoofd. Daarop:

»Mylord! Weet Uwe genade, wat dat is, als er twee beginsels