Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/395

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

macht, die toestand niet zou kunnen duren, gaf het hem de vreugd van een korten triomf op zijne vijanden. Ook schitterde zijn oog, toen hij antwoordde:

»Uwe lordschap is meester; en zij kan zeker zijn van mijne trouw, sinds ik dan nog meer uw gevangene zal blijven door het hart, dan naar het lichaam.”

»Goed, my friend! maar nu moet gij mij nog uwe opinie geven, nopens zekere kwestiën.”

En hij droeg ze hem voor. Hun onderhoud duurde tot diep in den nacht, en Reingoud had de voldoening van te zien, dat hij nog heerschen kon door zijn geest, waar zijn arm voor handelen was geboeid. Maar trotscher nog in zijne vernedering, dan in zijne volste glorie, stak Reingoud, in die korte vlaag van vrijheid, het vaandel zijner zegepraal dus hoog op, dat hij uit enkelen lust om de Staten te trotseeren, hen eigenhandig aanschreef, om een dubbelen voorraad van leeftocht voor het leger, als te voren was aangevraagd. De Graaf schudde het hoofd over de onvoorzichtigheid, maar liet hem begaan. Alhoewel de Staten hier, »om verschillende redenen zwarigheid maakten,” — als men denken kan! - »is nochtans goedgevonden, dat men dit niet zoude afslaan, maar nakomen; want zij wel verstonden, dat, so daar eenig inconvenient mochte vallen, dat alsdan den landen zulks zouden geweten werden, dat ze haar devoire niet hadden gedaan.” Schoon ’t waar is, »dat men den Graaf daarover niet hoort klagen, in dezen veldtocht,” als ze zeiden. Maar tegelijk deden ze den eisch, »dat Reingoud toch in hechtenis mochte blijven.”

Deze glimlachte, toen Leycester hem dit aanzeide: »Voor ’t minst heeft Uwe Doorluchtigheid, wat zij benoodigd is.” Toch moest er nu aan der Staten eisch worden toegegeven, en onder geleide van master Gerard, den provoost, werd Reingoud naar Utrecht gevoerd, en was daar gevangene in zijn eigen huis.

Vijf-en-twintig dagen lang, duurde voor sir Philip Sidney de worsteling, tusschen leven en dood! Vijf-en-twintig dagen van afwisselende hoop en vreeze, voor wie hem lief hadden, en wier eigen leven als hing aan zijn ademtocht: zijne belangwekkende gade, die nog tot hem had kunnen komen, en die bijna bezweek onder de onverpoosde zorge zijner verpleging, die ze toch aan niemand had willen afstaan en nog eene andere vrouw, die wel verre was met het lichaam, maar niet verre met het hart, en