Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/396

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

die zelfs niet luid kon klagen, al klaagde heel het land; maar waar deze de klachte ontzegd was, het gebed was het haar niet. Ze bad veel en ze bad vurig; — of liever, haar nieuw leven was een aanhoudend gebed geworden. — En toen ten laatste de lange worsteling was beslist; — toen Sidney’s verpleegster als weduwe nederzonk, verpletterd onder haar wee en in hartstochtelijke kreten het land en het volk verwenschte, dat haar zulk een offer had gekost; — toen hief zij het oog met zachte blijmoedigheid ten Hemel op, en dankte, dat die strijd was afgestreden; — dat die Christen-held, reeds zoo jong, ontslagen was van het zware leven, en dat die schoone ziele vereenigd was met God; en vroolijker nog glansde haar oog, bij de gedachte aan zich zelve, bij de zekerheid, dat, waar ze van den doode was gescheiden voor het leven, als eens van den levenden door het leven, daar een tijd zoude zijn, dat niets de vereeniging zou weerhouden van hare ziel met de zijne, niet voor een tijd, maar voor eene eeuwigheid… eene eeuwigheid! Hetgeen die hope in haar welhaast versterkte, was een gesprek, dat zij had met Gideon, die terstond na Sidney’s dood haar te Utrecht kwam bezoeken. Hij bracht haar zijne jongste groete, en een brief voor de Markiezin van Pembroke, zijne geliefde zuster, als eenige erfenis, of liever die erfenis was Gideon zelf! Diens vriendschap, diens voorlichting was de nalatenschap, die de jonge ridder zijne treurende vriendin had toegedacht.

Gideon was de man geweest, dien hij haar vroeger had willen zenden, en werkelijk meende gezonden te hebben; want ook Sidney had den vromen jongen doctor leeren schatten, in zijne menschkundige behandeling van Roger’s zieke-kwaal; en toen hij met haast scheidde van het St. Jorisfeest, was zijn eerste gang geweest naar Douglas slaapvertrek, om Gideon dáár van Martina te spreken. Wij weten, door welke omstandigheid de trouwe oppasser zich toen juist niet dáár bevond; en de ridder had haast; hij had bevel gegeven tot den aftocht; zijne officieren, zijne gentlemen wachtten hem in de voorzaal; zijn strijdros stond gezadeld aan de voorpoort; zijne compagnie Engelsch voetvolk was saamgetrokken op de Marieplaats. Essex’s drift zou welhaast de ruiterij verzameld hebben, en na zóóveel spoed, als de ridder had aanbevolen, zou eigen toeven onvergefelijk zijn en redeloos. Sidney moest gaan, zonder Gideon gezien te hebben; maar uit