Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland tweede deel (1886).pdf/472

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verontschuldigen. Men zal mijne eerlijkheid niet dus verdenken, dat ik het zoude hebben gebruikt, waar ze invloed moesten oefenen op de beschouwing der feiten. Wat betreft mijn oordeel over die feiten en over de historische personen, die ik opvoer, ik durf het geven als mijn eigen, niet als zwerende bij het woord van den een of anderen historieschrijver, maar als het gevolg van eene innerlijke overtuiging en van een vlijtig en consciëntieus onderzoek van alle bronnen, die zich aanboden. Men zal van mij gelooven, dat ik niet volle twee jaren van mijn leven aan die studie heb opgeofferd, om nog dommelend voort te sukkelen, in een of ander gebaand spoor, en nog veel minder, met het gewetenlooze doel om onware voorstellingen op te dringen aan geheel een volk, over zóó iets eerwaardigs, als de geschiedenis van het vaderland, en daarom ook geen enkel woord van al het vele, dat ik zou kunnen zeggen, ter afwering van mogelijke aanvallen der oppervlakkigheid en der bekrompene vasthoudendheid aan zekere begrippen, die wellicht opgeschrikt kunnen zijn, door een vrijen blik op het voorledene; maar wie op zulke punten mijn werk zal kunnen misverstaan, verstaat ook niet mijne woorden in eene narede. Iedere flauwheid sterve mijnentwege haar eigen dood, zelfs waar zij voor eene wijle haar leven greep uit een aanval tegen mijn werk! Mochten slechts van eene andere zijde mijn doel, mijne wenschen, mijne richting niet worden misverstaan door mijne landgenooten! Mochten velen onder hen die hebben begrepen, en zich daarmede vereenigen! Mocht voor hen dit werk worden, wat het mij was onder het schrijven! Ik heb des Heeren zegen daartoe afgebeden, met vast geloof, dat Hij dien niet zal terughouden, zelfs waar die werd ingeroepen over den arbeid der ongewijde kunst, Hem geheiligd, met ootmoedig opzien. Hij gaf mij den levenslust, de kracht en den moed, om dit werk op te vatten en te voltooien; — zou Hij Zijn zegen onthouden aan het voltooide?

Ik heb mij alléén met één woord te wenden tot den vriend, aan wien ik mijn Leycester in Nederland heb toegewijd. Hij weet, dat het hem toebehoort. Ik dank hem, dat hij het heeft aangenomen. Ik dank mijne lezers voor hun geduld, zoo ze mij ook tot hiertoe vergezeld hebben. Ik zeg hen vaarwel, met de aloude groete van heil en van vrede.


1846.