Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

king, om niet met den kapitein aan te stooten en gebruik te maken van ’t geen hare zorg mij had bereid. Toch haastte ik mij, want ik achtte het onbeleefd den generaal dus zonder toespraak te laten, die inmiddels opnieuw wat, sluimerziek scheen geworden; maar het bleek mij toch dat hij sluimerde als een poes die niet op haar gemak is, met half geopende oog en. Zoo ras hij waarnam, dat mijne eetlust genoegzaam was voldaan, wenkte hij den kapitein, die niet naliet mij opnieuw in te schenken, en fluisterde dezen iets in, waarop hij zich verwijderde, na mij nog eens met een onrustigen en nieuwsgierigen blik te hebben gadegeslagen.

Toen wij alleen waren, richtte de generaal zich op uit zijne lustelooze houding en sprak mij toe met zekeren deftigen ernst:

»Een woordje onder ons, Jonker! als ’t u belieft:"

Ik boog mij.

»Maar wees zoo goed hier naast mij te gaan zitten; ik ben een weinig hardhoorig."

Toen ik voldaan had aan zijn verlangen, ving hij aan:

»Vergeef mij dat ik u een vraag moet doen, die u eenigszins ongepast kan voorkomen… Is het voor de eerste maal dat gij mijne kleindochter hebt ontmoet?"

»Ja, generaal! en de ontmoeting, die zeer toevallig was, was heel gelukkig voor mij." Ik gaf hem eene kleine schets van mijn kruistocht naar de Werve.

»Nu! dat verheugt me,"sprak de grijsaard met een. zucht van verlichting. »Ik vreesde, om u de waarheid te zeggen, dat er iets achter stak. Mijne kleindochter heeft veel goeds, dat mag ik met waarheid zeggen, maar zij heeft zoo hare eigenaardigheden; zij kan wel eens wat brusk uitvallen en heeft zekere zucht om alles te wagen en alles te braveeren, die haar al menige ongelegenheid heeft berokkend, al menige vijandschap op den hals gehaald heeft; ik vreesde dat er tusschen u en haar iets voorgevallen was, dat zij nu trachtte goed te maken, zooals dat haar meer gebeurt."

»De freule heeft niets bij mij goed te maken, generaal! en de welwillendheid waarmee zij mij hier eene goede ontvangst heeft toegezegd, moet ik te meer waardeeren, sinds zij niet de gewoonte heeft uit banale hoffelijkheid te handelen."

»Ik wenschte wel dat zij die gewoonte wilde aannemen," hervatte de grijsaard met een zacht hoofdschudden, »doch wat u